vrijdag 9 oktober 2015

Een plekje geven!



Vanochtend zag ik ze weer, de dames uit mijn vorige blog. Misschien weet je het nog? Eén van de twee was zo verschrikkelijk klaar was met sommige aspecten uit haar leven. Intussen ken ik hun namen: Anita en Agaath. De laatstgenoemde is een nuchtere vrouw, Anita daarentegen is een opgewonden standje, een beetje een drama-Queen zelfs. Goh, wat was ze boos! Maar ze is een fase verder in haar rouwproces. Want dat is wat er gebeurt, ze rouwt. Niet dat er iemand in haar omgeving is overleden, maar ze heeft iets traumatisch meegemaakt. Ze is nu zover dat ze beseft dat één en ander moet verwerken om verder te kunnen.

‘Ik moet het loslaten, het een plekje geven!’ zegt Anita nadat ze Agaath op de hoogte heeft gebracht van de nieuwe ontwikkelingen. We zijn inmiddels bijna drie weken verder en in het treurige leven van Anita gebeurt veel. ‘Maar dat is best lastig’ gaat ze door. Vooral nu er ook nog financiële problemen bijgekomen zijn. Een aantal weken terug heeft Anita zichzelf een nieuwe televisie cadeau gedaan, een smart TV. Haar buurvrouw had er één en het leek haar ook wel wat. Vakantiegeld en een beetje van de kinderbijslag had ze ervoor gebruikt. Met vakantie zou ze toch niet gaan, had ze bedacht en die kinderbijslag? Ach dat moest hij zich maar aantrekken. Bovendien mocht ze wel ook wel iets leuks voor zichzelf toch?
Agaath hoort het aan en humt wat. Meer heeft Anita ook niet nodig. Onophoudelijk gaat ze door met het ventileren haar van haar ellende. ‘Weet je Agaath, al die shit blijft mijn leven maar beïnvloeden. Mijn rugzakje raakt te vol. Nu heb ik ook nog een deurwaarder op de stoep. Had ik die tv maar nooit gekocht’ jammert ze. ‘Had ik die rekeningen maar betaald in plaats van die rot TV te kopen, ik begrijp niet eens hoe dat stomme ding werkt! Echt, het wordt hoog tijd dat ik het allemaal een plekje ga geven. Dat zei Sjuul laatst ook al: ’Geef het een plekje, dan kun je door met je leven!
‘Sjuul?’ vraagt Agaath.
‘Ja, Julia van de Line-dance!’

‘Weet je wat jij moet doen?’ zegt Ageeth die het doorlopende gejammer beu was. ‘Die smart TV een ander plekje geven, loslaten! Wat dacht je van Marktplaats? Dan kun je die rekeningen betalen!’

maandag 24 augustus 2015

Ik ben er klaar mee!




Vanmorgen tijdens een ochtendwandeling  samen met Guus lopen er twee vrouwen achter ons. Ik herken ze, we komen ze wel vaker tegen. Ze lopen sneller dan wij dus op een bepaald moment worden we ingehaald. Hun tempo ligt echter niet zo heel veel hoger dan dat van ons. Ik moet zelfs mijn pas een beetje inhouden om te voorkomen dat Guus te enthousiast aan ze gaat snuffelen- Guus is mijn hond, by the way-. Onwillekeurig vang ik een deel van het gesprek op dat de beide vrouwen voeren . Het is een ernstig gesprek. Eén van de twee heeft er schoon genoeg van. Ze heeft het er helemaal mee gehad. Waarmee weet ik niet  en wil ik ook niet weten, maar dat ze het zat is, is wel duidelijk. In de korte tijd dat ik achter haar loop -hooguit drie minuten- hoor ik het haar in drie verschillende toonaarden zeggen: ‘ik ben er zó klaar mee’, dit is de wanhopige variant en gaat gepaard gaat met een zucht. Verder volgen nog de kortafgemeten-  ‘ik ben er echt klaar mee’ en de meest venijnige variant : ‘Echt,  ik ben er een beetje klaar mee’, waarbij ze haar ogen tot spleetjes samenknijpt. Het geeft haar een gemeen gezicht. Haar gesprekspartner lijkt niet onder de indruk, de valse blik waarmee het opgewonden standje haar aankijkt zal niet voor haar bestemd zijn geweest.
Daar heb je er weer één denk ik. Weer zo één die er klaar mee is. Ik word daar toch zo moe van. Van die mensen die maar lopen te zaniken dat ze er klaar mee zijn. Hoezo er klaar mee zijn? Alsof de wereld verandert omdat jij zegt er klaar mee te zijn. Hou toch op met dat geklaag, doe iets! Ga naar de bibliotheek, lees een boek, verdiep je in de materie als je het niet begrijpt. Vraag hulp! Praat met mensen die het wel begrijpen. Ga naar een psychiater, een psycholoog een dominee, een advocaat desnoods, maar keer je niet af!
Keer je niet af van het probleem wat je zo emotioneel raakt, je bent er namelijk niet klaar mee. Met iets wat je zo raakt, zo boos, verdrietig en wanhopig maakt ben je niet klaar, nooit!
Stop met klagen, doe iets

Echt, ik ben er zó klaar mee!

zaterdag 22 augustus 2015

Herfst







De bolchrysanten,

echt, ze zijn genadeloos!

Herfst is onderweg





donderdag 13 augustus 2015

Meppel, de groenste gemeente van Nederland?





‘Wat wordt Meppel groen hè?’ zei laatst iemand tegen mij. Ik keek haar aan en zag wat ze bedoelde. ‘Nou inderdaad’ zei ik ‘we scoren goed op de ranglijst van de  groenste stad van Nederland ’

‘Groen in de stad is belangrijk voor de aanpassing aan klimaatverandering en draagt bij aan een plezierig leefklimaat. Zo heeft groen een positief effect op de gezondheid van mensen en draagt groen bij aan de verbetering van het milieu, door het verminderen van luchtvervuiling en het dempen van geluidhinder. Een belangrijke functie is ook de waterberging bij hevige regenval en verkoeling in warme periodes’ aldus het citaat van de universiteit van Wageningen. De universiteit heeft een ranglijst gemaakt van groenste steden in Nederland. Hierin is de hoeveelheid  openbaar groen per vierkante meter in de bebouwde kom per woning berekend. Weert voert de ranglijst aan gevolgd door Emmen en Lelystad, maar ik durf te wedden dat Meppel volgend jaar de eerste plaats gaat innemen.

Dankzij de aandacht van de gemeente Meppel tiert het groen in onze stad welig. Toen wij ongeveer twintig jaar geleden ons huis aan de Citroenvlinder in de vlinderbuurt kochten was dat onder andere omdat de wijk zo mooi groen van opzet was. Bij de aanplant en het maaibeleid van het openbaar groen werd er rekening gehouden met het aantrekken van vogels,vlinders en insecten en met succes! Volop vogels en vlinders in de buurt, prachtig. Het project was geslaagd in zijn opzet. Straatnaambordjes met afbeeldingen van de vlinders waar naar de straten werden genoemd onderstreepten het bewust gekozen beleid van de gemeente om een groene wijk te creëren.

Totdat de klad erin kwam. Decentralisatie van het sociaal domein vanuit de rijksoverheid, korting op gemeentebudget, maar ook bijzondere keuzes van het gemeentebestuur zelf,  zoals de totstandkoming van een heus onderwijspark met de bouw van een naar mijn idee veel te grote school waarvan bij mij de schijn van een prestige-object van enkele gemeentebestuurders blijft hangen, een nieuwbouwproject middenin in een weiland als een pukkel aan de rand van de stad waar niemand volgens mij op zit te wachten in een tijd waar de helft van de stad te koop lijkt te staan, hebben er onder andere toe geleid dat het geld op is. De gevolgen zijn bezuinigen. Onder andere op het groenonderhoud. Bomen, struiken - inclusief onze weelderig bloeiende vlinderstruiken- worden rigoureus verwijderd en vervangen door grasveldjes. Poepveldjes voor honden zijn het geworden. Vlinders maken plaats voor vliegen. Gelukkig zijn er niet alleen maar strontvliegen en dikke groene vleesvliegen, maar zijn er ook vliegen met hele exotische namen als de Eikenroofzweefvlieg, de Citroenpendelzweefvlieg, de Pyjamazweefvlieg  en niet te vergeten de akkerdisteldansvlieg dus als de straatnamen aangepast moeten worden is er best keuze genoeg. Ik zou bijvoorbeeld wel aan de Odontomyia Ornata willen wonen. Dat klinkt best chique.

Het vele groen waarmee Meppel zich naar mijn idee de eerste  plaats op de ranglijst van de universiteit van Wageningen verwerft bevindt nu voornamelijk tussen, op en onder het straatmeubilair.

Ons gemeentebestuur doet niets meer, ze passen op de winkel. Nou ja niets? Er wordt nog iets aan promotie gedaan. Burgemeester en wethouders zetten zich persoonlijk in voor het werven van Amsterdammers voor een dagje ‘boertjes- kieken.’ Met busladingen vol komen ze naar DMD (donderdag-Meppeldag) 'Mokumdag' wel te verstaan. Oh ja, en Sinterklaas komt dit jaar in Meppel ons landje binnen. Hopelijk met een bonte kleurrijke stoet met Pieten. Daar kan Meppel dan nog even echt mee scoren voordat ze zich helemaal teruggeeft aan de natuur .


zaterdag 8 augustus 2015

Alles is betrekkelijk!




 
Ik druk op het knopje om het autoraam te openen en pak het kaartje dat mij toegang verschaft tot de parkeergarage uit de automaat. Drie keer per week carpool ik met een collega. We komen beiden uit Meppel en werken in Apeldoorn. De ene week rijd ik twee keer, de andere zij. Vandaag ben ik aan de beurt, de laatste dag van de week. We zijn mooi op tijd en op de begane grond is een plekje vrij. Oei, dezelfde plek als vorige week, toen ik pech had met de auto en deze uiteindelijk weggesleept moest worden. De schade viel mee: vier bougies, een nieuwe accu en hij rijdt weer als vanouds. Gisteren zei ik nog opgelucht dat mijn peugeootje ons weer keurig in Apeldoorn had afgeleverd. ‘Ik had ook niet anders verwacht hoor’ antwoordde mijn carpoolmaatje lachend en zo is het natuurlijk ook. Hoe groot is de kans statistisch gezien dat de auto ons weer in de steek zal laten. Bij het afsluiten van de auto heb ik even de neiging om een opmerking te maken als: Is het niet de Goden verzoeken om de auto weer op deze plaats te parkeren? Maar ik houd me in. Sowieso een rare opmerking uit de mond van een atheïst. Leuk vind ik dan wel weer dat erover meerdere Goden gesproken wordt. Dat sluit tenminste geen enkel geloof uit, maar dat terzijde. Na een plakkerig en warme dag op het werk zijn we blij dat we weer naar huis kunnen. Hoewel het pas donderdag is, begint voor ons beiden het weekend en dat stemt vrolijk. Het was het warm op het werk, in de auto meteen maar de airco aan en ik start de motor en zet hem in de achteruit om uit te rijden. ‘STORING IN HET EMISSIESYSTEEM’ meldt de display en het rode lampje op het dashboard is onverbiddelijk. ‘Nee!! Dezelfde melding als vorige week, dat geloof je toch niet?!’ Hoe hard ik gegild heb weet ik niet -sorry daarvoor carpoolmaatje- maar ik ben boos, verontwaardigd en voel me ongelofelijk bedonderd!
Gelukkig kan mijn collega snel ander vervoer regelen, daar hoef ik me geen zorgen om te maken. Gelaten bel ik wederom de Peugeot Assistance en weer krijg ik een vriendelijke Vlaamse mevrouw aan de lijn. Van de vorige week weet ik nog dat ik niet moet zeggen de motor van de auto na blijft loeien. Dat begrijpen Vlamingen niet. Natuurlijk niet, koeien loeien en auto’s…? ‘Ach nu begrijp ik het’ zei de Vlaamse dame vorige week ‘uw auto lawaait!’ Je weet wel van het werkwoord lawaaien, stom dat ik daar niet aan gedacht heb.
Het is begin augustus, vakantietijd! De Peugeot Assistance- actief in heel Europa- heeft het druk.’ U gaat teruggebeld worden mevrouw zegt de vriendelijke Vlaamse dame, maar het kan even duren. Houd uw telefoon bij de hand en houd er wel rekening mee dat bij storingen binnen één week de auto weg getakeld moet worden, dat is voorschrift namelijk’. zegt ze er zachtjes achteraan. Wejgtakelen…als je het op zijn Vlaams uitspreekt klinkt het best aardig. Vandaar waarschijnlijk dat de centrale in België geplaatst is.
Wegtakelen..., ik had niet anders verwacht!
Het is nog steeds warm en zonnig en ik besluit buiten naast de parkeergarage op het bankje onder een boom te wachten. Een uurtje later krijg ik telefoon, het bergingsbedrijf zal contact met mij opnemen. Met mijn telefoon binnen handbereik blijf ik braaf zitten wachten. Een halfuur later komt Hans – we noemen elkaar inmiddels bij de voornaam- met zijn gele sleepwagen aanrijden. Bellen vond hij kennelijk overbodig. Hij wist me te vinden, Same Place, Same Time! Hij leest de boardcomputer uit en constateert dezelfde foutcodes als vorige week. Hoofdschuddend kijkt hij mij aan. Boos merk ik op; ‘Ik voel me best....’ ‘belazerd’ vult hij aan. Hans rijdt de auto voor mij de parkeergarage uit. ‘Wat wil je, een leenauto voor één dag, moet ik je naar het station brengen? zeg het maar.’ In een seconde weeg ik de verschillende opties tegen elkaar af. Aan beiden kleven nadelen en ik besluit naar huis te bellen en me op te laten halen. Het is koopavond in Apeldoorn, dus ik vermaak me wel. Ik bedank Hans, die inmiddels mijn auto op de sleepauto getakeld heeft en wandel de stad in. Wanneer ik om negen uur thuis ben, plof ik doodmoe op de bank.

De volgende dag valt het tijdschrift ‘Schrijven’ op de deurmat. ‘Kneed je ellende tot een goed verhaal’ staat er op de cover. Ach, het wordt ook wel weer eens tijd voor een column op mijn blog bedenk ik en over dat gedoe met die auto kun je best een verhaaltje schrijven. Bovendien voel ik me nog steeds erg verontwaardigd over het aangedane leed. Prima omstandigheden om te schrijven dus. Ik klap mijn laptop open en schrijf het chagrijn van me af, zo werkt dat!


Halverwege mijn verhaal zie en hoor ik een ambulance met hoge snelheid -compleet met sirene en zwaailicht- de straat inrijden. Hij stopt vlakbij ons huis om een paar minuten later weg te rijden met een bewoner uit onze straat.


‘Kneed je ellende tot een goed verhaal’ krijgt ineens een andere betekenis. Ik selecteer de net geschreven tekst en sta het punt met een druk op de deleteknop het geheel te wissen totdat ik me realiseer dat dit juist het verhaal is.

Oké, auto’s moeten het gewoon doen en wanneer ze weigeren is dat verdomd vervelend, maar beter afgevoerd met een sleepauto dan in een ambulance!

zondag 24 mei 2015

Sturen op KPI’s

 


In de herensociëteit zitten twee mannen tegenover elkaar op comfortabele Chesterfieldbanken. Naast hen brandt het haardvuur.  Ze hebben zojuist een partijtje golf gespeeld. De één drinkt een glas whisky, de ander cognac. Beiden roken een sigaar, een ‘Cohiba Esplendido.’ Hoewel er een aanzienlijk leeftijdsverschil is tussen de mannen, golfen ze regelmatig samen. Louis, een vijftiger,  is Chief Financial Officer (CFO) bij een internationaal concern. Karel is eigenaar van een goedlopend familiebedrijf dat al generaties lang in de familie is.  Hij is inmiddels de vijfenzestig gepasseerd. ‘Dat was een prima baan voor onze handicap, kerel!’ zegt Karel terwijl hij met een langzaam draaiende beweging van zijn hand zijn Hennessy op temperatuur brengt. ‘Wat je zegt Karel, een uitstekende baan’ reageert Louis. ‘We hebben een mooie partij gespeeld. Met recht, eentje die stemt tot tevredenheid’  vervolgt Karel met een donkere blik. Louis kijkt zijn golfvriend onderzoekend aan.‘Zo tevreden kijk je anders niet, zorgen?’ Karel mompelt wat, haalt zijn schouders op en zegt ‘Ach Louis, ik kan het jou wel vertellen. Ik maak me zorgen, grote zorgen over mijn bedrijf en het familiekapitaal. Gezien mijn leeftijd zou ik de zeggenschap over het bedrijf aan mijn zoons over moeten dragen, maar ik vertrouw ze het niet toe.’ Het ontbreekt beiden aan enige vorm van verantwoordelijkheidsgevoel. Ze leven er maar wat op los. Alsof het leven één groot feest is. En als ze niet feesten zijn ze ziek. Ze leven vreselijk ongezond. En het is mijn eigen schuld’ verzucht Karel. ‘Vanaf hun geboorte hebben ze geleefd als prinsjes. Alles wat ze wilden hebben, kregen ze. Ze hebben nergens iets voor hoeven doen. Ze hoefden er zelfs niet om te vragen!’ zegt Karel met zachte stem terwijl hij op het puntje van de bank zit. De ellebogen rustend op zijn knieën, zijn handen wrijft hij onophoudelijk in elkaar. Het cognacglas staat onaangeroerd op tafel. Zijn blik is op één punt in de haard gericht, de lichaamstaal van een vermoeide man. Verbitterd voegt hij eraan toe. ‘En ze hebben de vrouwen gekregen die bij dit type man past; mooi, dom en oppervlakkig! Ik kan mezelf wel voor de kop slaan Louis. Wij hebben nagelaten er verantwoorde burgers van te maken. Waarom heb ik dit niet eerder ingezien? Ik heb gefaald Louis!’ constateert Karel terwijl hij zijn hoofd laat hangen. Louis, die aandachtig heeft geluisterd, neemt peinzend een slok van zijn whisky. Kleinkinderen? vraagt hij analyserend alsof hij een plan aan het bedenken is. Karel knikt ‘De oudste heeft twee dochters, één uit hetzelfde hout gesneden als haar ouders, de ander is ambitieus. Ik zou willen dat haar vader meer op zijn dochter leek.’ zegt Karel sarcastisch. ‘Mijn andere zoon heeft een dochter en een zoon, Tom, een gevoelige jongen. De kinderen neem ik niets kwalijk. Ze krijgen niet het goede voorbeeld en dat baart mij zorgen. Hoe krijg ik ze weer in het gareel, Louis?’ ‘Je moet gaan managen Karel. Zie ze als je medewerkers, je moet ze motiveren! Stuur op KPI’s!’ ‘KPI’s,wat is dat? Weer zo’n modern managementinstrument zeker?’ vraagt Karel argwanend.‘Key Performance Indicators of in goed Nederlands Kritieke Prestatie Indicatoren. Luister! In de top van de organisatie stel je een doel om je de komende periode op te focussen. Voor elke medewerker geldt een afgeleid doel. Op die manier is iedereen binnen de organisatie bezig de afgesproken doelen te behalen, ieder op zijn niveau en binnen zijn bereik. Om de motivatie te bevorderen, koppel je er een bonus aan vast. Hoe hoger in de organisatie, hoe groter de verantwoordelijkheid, hoe hoger de bonus. Met regelmaat bespreek je de vorderingen in bilaterale gesprekken met de mensen die je aanstuurt. En voor de duidelijkheid, communicatie gaat alleen verticale lijn. Onderling gezeik moet je niet hebben. Medewerkers moeten elkaars concurrenten worden. Er moet een wedstrijdelement inzitten, daar gaan ze hard van lopen. In jouw geval kun je ‘Gezond leven’ als doelstelling nemen. De zoon die met zijn gezin op het afgesproken tijdstip het meest gezond leeft, het meest is afgevallen, de beste conditie heeeft enz. enz. geef je een wereldreis cadeau. Je zoons moeten op hun beurt, de kinderen weer motiveren door een doel en bonus af te spreken wat op hun niveau ligt, een nieuwe auto bijvoorbeeld. Geloof me kerel, het gaat werken! En denk erom, afspraken moeten wel SMART zijn. Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.’ Tjonge man, een wereldreis cadeau geven. Alsof ze al niet genoeg hebben gehad?’ sputtert Karel tegen. ‘Zie het als investering! oppert Louis ‘Bovendien, het schenkingsrecht staat toe dat je eenmalig een bedrag van vijfentwintigduizend belastingvrij mag schenken, dus who cares? Ze hadden het anders ook gekregen waarschijnlijk. Nu moeten ze er iets voor doen, dat is het verschil. Het resultaat is wel dat ze er beiden voor willen gaan.’ Triomfantelijk wenkt Louis de ober. ‘Hetzelfde alstublieft’ en met een spontaan elan voegt Karel er aan toe dat hij ook bitterballen mee moet nemen. ’Verdomd Louis, dit kon het weleens zijn!’ ervan overtuigd dat toekomstig onheil afgewenteld is, ontspant Karel. Langzaam leunt hij achterover.  
Een maand later treffen de twee vrienden elkaar opnieuw. ‘En, hoe is het gegaan? Heb je goeie afspraken kunnen maken?’ vraagt Louis. ‘Man het overtreft mijn verwachtingen!’ antwoordt Karel terwijl hij Louis vriendschappelijk op zijn schouder  slaat ‘ Afspraken? Wat heet?! Ze zijn razend enthousiast, ze gaan fietsen, hardlopen, zwemmen, én gezonder leven. Nou ja, of het echt gezond is, kun je, je afvragen, maar zij geloven erin. Mijn schoondochters slaan helemaal door. Superfoods! Ze eten gojibessen, cacaobonen, hennepzaad, tarwegras, bessen, knoflook en vette vis. Die meiden laten zich ook echt van alles wijsmaken. Maar ach, ze zijn in ieder geval met hun gezondheid bezig in plaats van feestvieren. Als ze dan straks gaan fluiten van al dat vogelvoer zal dat mij een zorg zijn’. zegt Karel met pretlichtjes in zijn ogen. ‘Ja, en voordat je me onderbreekt, de afspraken zijn SMART! Maandelijks evalueer ik de resultaten met mijn zoons en zij hebben op hun beurt bilateraaltjes met hun vrouwen en kinderen. Over een halfjaar hebben we een tussenevaluatie. Wie dan het best scoort, mag een lang weekend met gezin naar Parijs. Tjonge, wie had dat gedacht, mijn oudste zoon die traint voor de marathon en de andere wil de top van Mount Ventoux fietsend bereiken. Ik zie de toekomst weer met vertrouwen tegemoet. Zullen we nu een balletje slaan Louis? stelt Karel voor. ‘Ik moet natuurlijk ook wel iets aan sport doen.’ Met een veerkrachtige tred lopen de mannen met hun golfclubs de baan op.
 
Een halfjaar later treffen de beide mannen elkaar in de herensociëteit. Karel doet verslag van de tussenevaluatie. Zijn oudste zoon is met zijn gezin in Parijs. ‘Je oudste zoon heeft dus het best gescoord? Kan het gezin van je jongste zoon de competitie aan?’ informeert Louis ‘want het is natuurlijk wel de bedoeling dat beide gezinnen blijven presteren’ voegt hij eraan toe. ‘Het is vooral mijn kleindochter die de boel aanjaagt’. zegt Karel ‘Die is zo ambitieus, die wil winnen! Het gezin van mijn jongste zoon, loopt weliswaar een beetje achter, maar ze doen het goed hoor. Ze zijn volop in training. Mijn schoondochter presteert goed op de tennisbaan, mijn kleindochter slaat ook een aardig balletje en tussendoor zijn ze te vinden in de sportschool. Mijn zoon is aan het fietsen. Ja en fanatiek hoor. Het feesten is definitief voorbij, daar hebben ze geen tijd meer voor. Ze hebben nergens tijd voor. Onlangs was mijn echtgenote jarig, ze zijn amper een uurtje geweest. Toen moesten ze alweer weg. Mijn zoon moest fietsen en mijn schoondochter had een wedstrijd.’ ‘En je kleinzoon, wat doet die?’ wil Louis weten. ‘Oh Tom! Tja, nu je het zegt, dat weet ik eigenlijk niet. Ach Tom, die is altijd zo in zichzelf gekeerd, die hoor je niet.’ ‘Wanneer is de eindevaluatie?’ vraagt Louis. ‘Eerste kerstdag! We gaan er iets speciaals van maken. Een gezamenlijk kerstdiner en een feestelijke uitreiking van de cheque voor de wereldreis. En niet te vergeten, afspraken voor nieuwe doelen voor het komende jaar. Nu trakteer ik je op een borrel kerel, want ik ben je er één verschuldigd. Een whisky en een cognac ober en doe er meteen die bitterballen bij.’ 
 
Drie maanden later gaat het mis. Tom -verloren geraakt in de prestatiedrang van zijn familie- zit flink in de problemen. Drugsverslaafd, diefstal en enorme gokschulden! Zijn nieuwe ‘vrienden’ zijn op de hoogte van zijn illegale handel én van het feit dat hij een telg is uit een welgestelde familie. Sinds een halfjaar wordt Tom gechanteerd. Zijn wanhooppogingen om de problemen met zijn ouders te bespreken zijn telkens op niets uitgelopen. Geen tijd, te druk! Te druk met sporten, sinaasappels persen, noten kraken, eten van bessen en vogelzaad, Te druk met scoren!       
Grootvader, als patriarch van de familie biedt hulp, hij kan de schande niet verdragen. De schande dat zijn goede naam, de naam van het familiebedrijf te grabbel wordt gegooid. In verband wordt gebracht met criminaliteit nota bene. Hij betaalt de gokschulden van zijn kleinzoon, de kosten van de behandeling in het particuliere afkickcentrum en de geleden schade van de gedupeerden. Maar het kwaad is geschied. Klanten keren het bedrijf de rug toe. Het ooit zo gerenommeerde bedrijf staat op de rand van de afgrond.

 
 
 

donderdag 30 april 2015

Morgen bloeit het Fluitenkruid

26 april
 
Pioenrozen staan op de vaas, het groene blad aan de oude beukenboom in het schijnsel van de ondergaande zon verblindt me bijna en ik heb zelfs al zwaluwen geteld. Naast het landweggetje waar ik loop drijft het kikkerdril in de sloot, de knoppen van het Fluitenkruid staan op uitbarsten, zwanger van nieuwe bloemen. Wat een heerlijke tijd is dit toch. Elk jaar weer geniet ik ervan, nieuw leven, nieuwe kansen. Een mooie tijd ligt in het verschiet. Morgen is het Koningsdag, de tweede alweer. Het zou ook de verjaardag van mijn oom  geweest zijn wanneer hij nog geleefd had. Een oom die mij dierbaar was. Hij had het altijd moeilijk in deze tijd. Want dat is het ook, een moeilijke tijd. Een verwarrende tijd. Vier en vijf mei nadert en daarmee de herinneringen. Herinneringen aan de gruwelijkheden, aan de dood. Herinneringen aan een oorlog, onze oorlog. Zijn oorlog, op een avond toen we samen een paar wijntjes gedronken hadden -hij wat meer dan ik- stond mijn oom het zichzelf toe om een fractie van zijn gruwelijke herinneringen met mij te delen en hij gaf mij een boek van Ludo van Eck, ‘De Getekenden’  over de Tweede Wereldoorlog. Op de eerste pagina schreef mijn oom de volgende tekst. Hij ondertekende met zijn schuilnaam.
Nooit vergeten, wel vergeven, nooit vergeven, wel vergeten’
Philip
Nooit vergeten! Zeventig jaar vrijheid vieren we dit jaar. De roep om nooit te vergeten is ijler geworden, maar ook dwingender. De generatie die de oorlog aan de lijve heeft ondervonden sterft uit. Nu is het aan ons, de volgende generatie om de boodschap en daarmee de waarschuwing van onze ouders door te geven.
In de jaren na de oorlog is er hard gewerkt om weer een bestaan op te bouwen. We zijn nu één van de rijkste landen ter wereld. Werk was er in overvloed, zo veel zelfs dat er een tekort ontstond aan arbeiders voor zwaar en ongeschoold werk. We lieten mensen uit landen in zuid Europa, Azië en Afrika komen. Gastarbeiders noemden we ze. De economie draaide als een tierelier, het kon niet op.
Nu zeventig jaar later krabbelen we op uit een crisis waarin we ontdekten dat de bomen niet tot in de hemel groeien. Er zijn grenzen aan wat kan. Toch is ons land en dat van onze buurlanden nog steeds een plek waar mensen naartoe willen, een veilige plek! Terwijl onze regering aan het ruziën is over ons 'Bed-, bad-en broodbeleid', komen mensen op de vlucht voor wreedheden in hun eigen land in gammele bootjes naar het Europese vaste land. Honderden lijken van vluchtelingen uit Libië en Syrië worden uit zee gevist en zijn er landgenoten die daarbij staan te juichen. Doodgewone mensen zoals jij en ik, ten prooi gevallen aan anarchie en mensenhandelaren. ‘Gelukzoekers’ worden ze genoemd. Nooit geweten dat zoeken naar geluk een doodzonde is. Te veel kleinkinderen van onze gastarbeiders van destijds staan in ons land perspectief –en werkloos aan de kant. Opgegroeid in een spagaat tussen twee culturen. Werkgevers lijken al jaren allergisch te zijn voor medewerkers met een niet Nederlandse achternaam. Een andere cultuur is ineens een belemmering geworden. Verbaasd en gechoqueerd zijn we dan wanneer die jongeren radicaliseren. Zeventig jaar vrijheid! Zou vrijheid niet universeel moeten zijn?
Misschien is het zo dat ik zaken uit hun context trek en op één hoop gooi, maar dat is wat er door mijn gedachten gaat , wandelend langs de sloot. 
Een mooie tijd, een verwarrende tijd!
Morgen bloeit het Fluitenkruid.
 
 

maandag 20 april 2015

Kinderleed



 


 
 
 
Dat er een hoop ellende en ongelijkheid in de wereld is dat weten we. Dat macht en rijkdom niet eerlijk verdeeld is ook niets nieuws. Gelukkig leven we niet in een dictatuur en kunnen we als volwassenen onze stem laten gelden. Niet dat dit  onmiddellijk tot het gewenste resultaat leidt, maar je kunt iets doen! Je hebt de mogelijkheid invloed uit te oefenen,  maar de machteloosheid die je voelt als het om kinderleed gaat is onbeschrijfelijk. Het overkwam mij gisteren tijdens een buurtbarbecue. Raar eigenlijk dat je barbecue met ‘bbq’ afkort terwijl het toch duidelijk met een C geschreven wordt. Dat schept verwarring heb ik gemerkt. Gelukkig tikt de spellingscontrole -mijn digitale schooljuf- me over mijn vingers met een onverbiddelijk rood lijntje, maar dit terzijde. De buurtbraai dus, de eerste dit jaar. Het idee is spontaan ontstaan bij twee buurmannen op de eerste zonovergoten dag van dit jaar. Een derde -een buurvrouw in dit geval-  bemoeit zich ermee en maakt een burenapp. Al snel worden ideeën uitgewisseld en andere buren uitgenodigd. De conversatie op de app is al gezellig dus het belooft een gezellige middag te worden. Geen overgeorganiseerd  gedoe! Iedereen haalt gewoon wat uit de kast wat hij of zij wil delen. Een paar uitslovers maken een salade en al snel hebben we een tafel vol met heerlijkheden. Tafels en stoelen worden aangerukt . Frisdrank, wijn en bier staan koud. De kinderen vermaken zich best met elkaar,  de diverse speelattributen die zijn aangerukt helpen daarbij ook een handje. Natuurlijk duurt het niet lang voordat we met onze mobieltjes de sfeer in de door ons tot ‘gezelligste straatje van Nederland’ benoemde steeg hebben vastgelegd. En dan is het er ineens, Kinderleed! Eén van de buurmeisjes laat het onderwerp en passant vallen, ergens tussen de frikadellen en marshmallows. Een voorbeeld van een schrijnend onderscheid tussen kinderen die wel en niet over de mogelijkheid beschikken. Ik sta perplex. Wat kun je doen is zo’n geval? Het valt buiten hun beïnvloedingsfeer, dus de plaatselijke politiek aanspreken heeft geen zin. Connecties in Den Haag en Europa aanspreken? Buiten het feit dat ik ze niet heb, vraag ik me af of zij er iets aan kunnen doen.  Neelie Kroes zit er niet meer. Jammer, ik had haar ertoe in staat geacht. De Verenigde naties dan maar?
Het pijnlijkst van alles is het stigma waar die arme kinderen mee te maken  krijgen. Maar alsof de kinderen dat aangevoeld hebben wordt het fenomeen niet genoemd naar de arme sloebers, maar zijn juist de gelukkigen de naamgevers aan het probleem. Net als Konings-en of zondagskinderen als het ware. Wanneer je als Koningskind wordt geboren weet je dat je tot de gelukkigen van deze wereld behoort, maar het onderscheid je wel.  Hetzelfde is het geval met de ‘Samsungkinderen’ waar mijn buurmeisje het over heeft.  ‘Waarom noem je die kinderen Samsungkinderen?’ vraagt haar moeder. ‘Alleen kinderen met een Samsung kunnen bellen met what’s-App mam. I-Phonekinderen kunnen dat niet!

Als dat niet zielig is?!                                                            
 
 


zaterdag 21 maart 2015

Dansende poppen

 
Warning! Don’t try this @home
 
Help! Dansende poppen!
Ik ben bang dat ik vandaag niet meer kan stoppen.
Dat krijg je wanneer je, je ’s morgens vroeg op het internet verdiept in een Limerick,
ja natuurlijk via het world wide web, wat poëzie betreft ben ik niet zo’n slimmerik.
Aabba is het rijmschema.
aan het eind een grappig thema,
in de eerste regel van het gedicht,
is een plaatsnaam haast verplicht
Kom je uit Assen,
moet je plassen.
Kom je uit Meppel,
val je in een greppel.
en in Zwolle
ben je als snel een bolle.
Ik wil echter een rijmwoord op Deventer weten
maar dat kan ik het wel vergeten
Hoe  kan ik nu met goed fatsoen
mijn wekelijkse boodschappen nog doen?
Ik heb zin in spruiten,
maar die zijn vast niet goed voor mijn kuiten
Oké, als groente neem ik dan wel lof
dat vind ik ook wel tof.
de keuze van het vlees
valt waarschijnlijk op een blinde mees.
dit is natuurlijk een vink
(dit creatief gedrocht zuig ik dan ook uit mijn pink)
Ook weer niet goed Rivlekt!, dit moet zijn duim!
dat is balen, weer geen pluim!
Ik vrees dat ik vandaag blijf dichten
zonder een hemdje op te lichten.
Waar is in hemelsnaam  die olifant met die lange snuit?
UIT!
 
 
 


vrijdag 20 maart 2015

Terugblikken en koektrommels

 

Op sociale media zie ik een ouderwetse koekjestrommel voorbijkomen. Wie bekend is op Facebook kent ze vast, de nostalgiepagina’s. Foto’s van herkenbare spullen uit vervlogen tijden passeren de revue. Een bakelieten telefoon, één van de eerste televisietoestellen, een rotan stoeltje, rieten onderzetters, een bamboe plantenstandaard uit de jaren zestig, ga zo maar door. Ik neem het allemaal voor kennisgeving aan. Ik heb er niet zo veel mee, ik kijk nu eenmaal  liever vooruit dan achterom. Met deze koekjestrommel is het anders.

Ik herken de trommel onmiddellijk, de geschulpte rand de zachtroze bloemetjes met de pastelkleurige blaadjes die er als een soort aquarel opgeschilderd lijken te zijn. Degene die de foto gepost heeft, stelt in zijn bijschrift de vraag aan de lezer welke koekjes er in onze trommels werden bewaard. Nieuwsgierig bekijk ik de reacties. Arnhemse meisjes, Brusselse Kermis, Katwijkse knippen, Amsterdamse Koggetjes, Jan Steentjes en moppen uit Weesp en Dalfsen. Alleen de namen maken het al gezellig. Het was juist deze opsomming die mij ertoe bracht om met mijn ‘Jan Hagel’ ook een duit in het zakje te doen, waarmee ik de nostalgie verspreid, want zo werkt dat op Facebook.  Niet lang daarna stuurt één van mijn Facebookvrienden een fotootje waaruit blijkt dat zij dezelfde koekjestrommel nog steeds in gebruik heeft.
Juist dat plaatje van de oude trommel op die moderne tafel confronteert mij enorm met mijzelf. Waar is ons exemplaar eigenlijk gebleven?

Ineens zat ik weer samen met mijn moeder aan tafel. Net uit school, mijn jas aan de kapstok gehangen en de pukkel -waar moeder een hekel aan had, maar die ik reuze stoer vond met het vredesteken en alle teksten die ik erop had gekliederd- in een hoekje gegooid. De theepot stond op het lichtje en de kopjes stonden klaar. De doordeweekse wel te verstaan, de mooie Royal Albert’s prijkten achten het glas en waren voor de visite. De koekjestrommel stond op tafel, mokkastaafjes waren het dit keer. Terwijl we onze thee –met een druppeltje rum- dronken, babbelden we over de dag, haar dag, mijn dag. Intussen brak ik een mokkastaafje doormidden en likte het mokka er tussenuit, lekker!  
Ik zie de grote woonkamer voor me. Mooi ingericht, maar nooit mijn smaak geweest. Veel te klassiek vond ik. Waar zou de koekjestrommel gebleven zijn vraag ik me opnieuw af. Ik kijk mijn eigen woonkamer rond en realiseer me dat ik op een paar oude aanstekers, een paar pennen van mijn vader, een oud exemplaar van de Camera Obscura van mijn opa, twee antieke koperen akers eigenlijk helemaal niets meer heb van thuis en voor het eerst steekt me dat.

In de periode dat mijn moeder opgenomen werd in een verpleeghuis, waren een oom en tante op zoek naar een huis. Mijn ouderlijk huis moest verkocht worden en zij hadden er wel belang bij, dat kwam goed uit! Gelijkertijd ging een andere tante scheiden. Ze had huisraad nodig en in het huis van mijn moeder was genoeg. Mijn smaak was het toch niet en broers en zussen om mee te delen heb ik niet, dus kozen we opnieuw voor een praktische oplossing. Ze mocht meenemen ze wilde. Het overige zou door de kringloop opgehaald worden. Haar zoon, mijn neef,  woonde in de buurt. Ik niet, dus hij zou het regelen. Een week later was het huis leeg en konden mijn andere oom en tante er in. Heel efficiënt, heel praktisch! Familie blij, wij blij. 
Opnieuw is een fase in mijn leven afgesloten.

De familiebezoekjes daarna waren in het begin een beetje raar. Bij de ene tante leek het alsof ik thuiskwam. Mijn jas hing ik aan onze oude kapstok zoals ik dat al jaren had gedaan. Ik nam plaats op de bank en zat zoals je dat doet wanneer je op visite bent, vroeger plofte ik neer en lag ik languit. Thee dronk ik uit de Royal Albert kopjes, ze waren nog steeds voor de visite. Op onze notenhouten ronde salontafel lag een kleedje dat mijn moeder had gehaakt en in het kristallen vaasje dat ik ooit mijn moeder cadeau had gedaan, had mijn tante fresia’s gezet, net als thuis. Bij de andere tante stapte ik letterlijk mijn ouderlijk huis in. Beetje vreemd, maar flink zijn en doorgaan.

Flink zijn en doorgaan was altijd het motto! Ook toen mijn vader overleed. Hij is drie weken ziek thuis geweest en moest daarna voor onderzoek naar het ziekenhuis. Hij moest blijven. Na een week kregen we de uitslag. Die was niet goed. Mijn moeder en ik zaten tegenover elkaar. Zij op de bank en ik met opgetrokken benen, verstopt tussen de oren van de grote stoel. Mijn moeder rookte en ik at mijn twintigste cracker. ‘Vanaf nu moeten we flink zijn, niet huilen als we bij papa zijn!’ zei ze.

Ik was zeventien toen we zijn doodvonnis hoorden. Drie weken later overleed hij, gehuild heb ik niet meer. Wel zijn we doorgegaan. Ik zat middenin mijn schoolexamens, ons motto was actueler dan ooit.

Ik slaagde, ging door en slaagde opnieuw. Vervolgens een baantje, een vriendje, nog een vriendje en nog één, trouwde, scheidde, trouwde opnieuw, ging weer aan de studie, bracht mijn moeder naar het verpleeghuis, slaagde, andere baan, nieuwe studie, slaagde, verloor mijn werk, bracht mijn man naar een verpleeghuis, haalde hem gelukkig na drie weken ook weer op,  nieuw baantje, nieuwe studie, slaagde opnieuw. Het oude motto is mijn tweede natuur geworden. Nu zit ik op de bank en prikken de tranen in mijn ogen als ik op facebook een oude koektrommel zie.

Misschien had ik af en toe eens stil moeten staan.

 
 


donderdag 29 januari 2015

Kunst, de ontdekking, de emotie en de absurditeit!





Het is al weer jaren gelden dat we op zoek waren naar nieuwe meubels. Het koopcontract is getekend. Ons huis zou over tweehonderd werkbare dagen klaar zijn. Een jaar de tijd dus om nieuw meubilair uit te zoeken. Het huidige was nodig aan vervanging toe. We hadden flink gespaard en besloten om van het uitzoeken en aanschaffen van onze nieuwe meubels een klein project te maken. Stad en land reizen we af. We hebben er zin in. Van Groningen naar Rotterdam, van Alkmaar, Beverwijk naar Eindhoven, Amsterdam, Zutphen je kunt het zo gek niet bedenken, noem een designwinkel en wij zijn er geweest. Van afstand herkennen we de diverse ontwerpers aan hun stijl en langzamerhand ontwikkelt zich een bepaalde voorkeur, maar we kopen nog niets. Tijd zat en wie weet komen we nog iets verrassends tegen.

Op een zaterdag zijn we in Deventer. Niets bijzonders, we komen er geregeld. Vaak combineren we een familiebezoekje met wat slenteren door het centrum en drinken we wat op één van de terrassen aan de Brink, zo ook vandaag. Het is druk in de stad. De parkeergarage bij de HEMA is vol. We nemen de volgende, iets verderop waardoor we in een deel van het centrum terechtkomen dat anders aan onze aandacht ontsnapt. Compleet verrast zijn we als we hier een meubelzaak aantreffen. Eentje met een opvallende uitstraling. Zonder te aarzelen stappen we naar binnen. De winkel oogt anders dan de meubelzaken die we tot nu toe bezocht hebben. Het is een klein maar diep pand dat met een trapje naar beneden uitkomt op een gezellige stadstuin. Geen eyecatchers van bekende merken bij binnenkomst, maar een kast met een aparte vormgeving weet ons te boeien. Nieuwsgierig geworden lopen we door het pand tot een bijzondere stoel mijn aandacht trekt. Mooi, maar uiterst ongemakkelijk, niet gemaakt om op te zitten. Verbaasd loop ik door, maar de stoel laat me niet los.
Waarom zou iemand een stoel ontwerpen waar je niet op wilt zitten? Ik loop terug om hem beter te bekijken. Voorzichtig raak ik de frêle stof van de rugleuning aan, lichtblauwe zijde. Ik zie de haaltjes in het tere materiaal die er overigens keurig geregisseerd in zijn aangebracht en bedenk hoe mijn twee katten erin hangen, maar al te graag bereid om er nog een paar halen – iets minder gecontroleerd- aan toe te voegen.

Met de stof losjes over de wijd gespreide armleuningen probeert de stoel mij te verleiden. Het materiaal van de zitting -een combinatie van messing en hout- en de vormgeving maakt dat die uitnodiging goed is te weerstaan, maar de afwerking is werkelijk prachtig. Het donkere hout is zo mooi behandeld dat het een exclusieve leersoort lijkt, het messing is warm gepolijst. Van de vier stoelpoten, zijn er twee met messing voetjes die behalve ondersteuning het sierlijke beeld compleet maken. Het is bijna erotiserend hoe ze daar voor ons staat. Het lijkt wel of ze danst. Gefascineerd sta ik naar de stoel kijken en ik denk helemaal niet meer aan meubels kopen, vergeet het materiaal en de praktische bezwaren. Een onbeschrijfelijk gevoel maakt zich van mij meester en dromerig zie ik hoe ze - net neergekomen uit een sprong- hurkend met uiteen gespreide knieën, balancerend op goudkleurige spitzen voor me staat. Door het dunne materiaal van de zwarte zacht glanzende maillot zie ik de spieren in haar slanke benen samenspannen. Met haar hoofd achterovergeworpen, aan het zicht onttrokken door de blauwe tutu danst ze voor me. Haar armen lijken de hele wereld te willen omvatten in een bras allongé. ‘Is hij niet prachtig?’ hoor ik een stem achter me zeggen. Geschrokken en enigszins gechoqueerd over de dromerige blik die ik in mijn ogen moet hebben, draai ik mij om. Met een iele stem zeg ik tegen de verkoopster dat ik onder de indruk ben van de stoel, maar dat het niet helemaal is wat we zoeken. We zoeken een comfortabele fauteuil en hoe mooi ook, deze voldoet niet dat criterium. Plaatsnemen op deze stoel lijkt eerder een vorm van zelfkastijding dan dat het enig comfort biedt. Een beetje beduusd verlaten we de winkel, geen van beiden zegt iets over de stoel. Pas ’s avonds op de terugweg durf ik de stoel ter sprake te brengen en wat die met me doet. Zonder de gevoelens onder woorden te kunnen brengen, constateer ik dat de stoel emoties losmaakt. In verwarring en de opwinding daarover besluiten we de week erop weer naar Deventer te gaan, maar morgen zal ik eerst naar de prijs informeren, want daar hebben we alle consternatie niet naar gevraagd.
Als ik de volgende dag de stoel met de rugleuning van blauwe zijde beschrijf, weet de eigenaresse van de winkel onmiddellijk wat ik bedoel ‘Oh, dat is ‘Bambi’ van Bořek Šípek!’ roept ze enthousiast uit. ‘Ja, is het geen plaatje? Prijs: 4500 gulden’ Beleefd bedank ik haar, maar als ik heb opgehangen roep ik gedesillusioneerd: ‘Én dat voor een stoel waar je niet op kunt zitten en de katten hoogstwaarschijnlijk in gaan hangen’ waarbij ik op onze versleten bank plof. Maar de stoel blijft fascineren en telkens wanneer we in Deventer zijn- en dat was in die periode opvallend vaak- vereren we Bambi met een bezoekje. De betovering blijft. Inmiddels heb ik me verdiept in de kunstenaar en wist ik dat zijn vrouw -die zoals je niet zal verbazen luistert naar de naam Bambi- voor de stoel model heeft gestaan. Ze was balletdanseres. De emotie die hij erin had gestopt was zijn liefde voor haar. Razend knap vind ik het dat een kunstenaar door zijn werk een zo een diepe emotie op een ander weet over te brengen.

Voor mij was het de ontdekking dat kunst daadwerkelijk emoties kan oproepen. Helaas ook met de absurditeit ervan. Maanden later -de stoel was inmiddels voor ons geen meubelstuk, maar een prachtig voorbeeld van functionele kunst- trokken wij de stoute schoenen aan. We zouden het doen, een stoel kopen waarop je niet kunt zitten.

Jammer, verkocht! De galeriehouder in Amsterdam kon die stoel -die in gelimiteerde oplage werd verkocht- nog wel leveren maar de prijs was inmiddels meer dan vervijfvoudigd. Later in de televisiedocumentaire over Bořek Šípek was te zien dat de laatste vrij verhandelbare Bambi voor 60 duizend dollar in Amerika was verkocht.

Ach, het is maar goed ook. Onze katten zouden geen leven meer gehad hebben.




Voor wie nieuwsgierig geworden is naar de stoel, zie http://sipek.com/