woensdag 17 september 2014

Herfst

 
De spin in zijn web
kleurt de omgeving zilver
draden in 't gezicht





zaterdag 13 september 2014

Hulp uit het hiernamaals en gered door zeven katten

 


 

Na een periode van twee jaar met een werkloosheidsuitkering, word ik gebeld door uitkeringsinstantie UWV. Een medewerker met een stem zo vrolijk dat ik er blij van word, meldt dat hij werk voor me heeft.  Zonder precies te worden zegt hij dat het iets anders dan waar ik naar op zoek ben maar misschien is het een opstapje naar iets wat beter bij mij past. Deze laatste opmerking moet de doorslag geven.

Mijn eerste reactie op het telefoontje is een mengeling van verbazing, hoop blijdschap en argwaan. De tientallen- misschien inmiddels meer dan honderd- sollicitatiebrieven waarvan ik op een groot aantal nooit een reactie heb gehad, hebben toch aan mijn zelfvertrouwen geknabbeld.
‘Zegt u het maar, wat heeft u voor mij in petto?’ vraag ik dan ook met een lichte aarzeling in mijn stem.
‘Het is een baan in de Thuiszorg’ zegt de man om er bijna verontschuldigend aan toe te voegen dat het om huishoudelijk werk gaat en herhaalt nog eens even hoezeer acceptatie van dit aanbod mijn positie op de arbeidsmarkt zal versterken.

‘Huishoudelijk werk?’ vraag ik oprecht verbaasd en om tijd te winnen merk ik op dat ik behalve mijn eigen huishouden hierin helemaal geen ervaring heb. Intussen maak ik binnen enkele seconden de afweging over wat te doen. Shit denk ik. Poetsen is nu niet bepaald mijn hobby. Gelijkertijd zie ik me ’s avonds laat over mijn boeken gebogen zitten. De HBO opleiding die ik naast mijn werk deed heeft me behalve een diploma veel opgeleverd maar was ook best pittig en moet ik dan nu wc potten gaan schoonmaken? Aan de andere kant is het waar wat de man zegt, ik ben wel weer op de arbeidsmarkt. Dat solliciteert nu eenmaal beter. Bovendien kan ik mijn Curriculum Vitae aantonen dat ik bereid ben van alles aan te pakken. Dat kun je positief uitleggen, maar ook weer niet. Een Hbo-opleiding en dan gaan poetsen, niet erg ambitieus! Ik gok op het eerste. Dan bedenk ik wat mijn afweging zou zijn wanneer ikzelf een dergelijke C.V. onder ogen kreeg.
‘Stuurt u de vacature maar door’  besluit ik, me realiserend dat ja zeggen  betekent dat ik wat uit te leggen heb wanneer ik uiteindelijk toch niet op de baan ga reageren.

Vandaag sta ik te poetsen op een niet al te schone wasbak van een man van mijn leeftijd die als gevolg van een bedrijfsongeval een half jaar geleden ongelukkig is neergekomen en zoals hij het zelf zegt voor de dood is weggehaald. De man is geïndiceerd in het kader van de WMO door de Gemeente voor hulp van Thuiszorg. Als ik om me heen kijk, bedenk ik dat het langer dan een half jaar geleden moet zijn dat er een natte doek door zijn huis is gegaan. Meneer heeft volgens mijn bescheiden mening meer nodig dan twee uurtjes huishoudelijke hulp die hij nu krijgt. Wat een ellende!
Ik concentreer me op wat ik in twee uurtjes kan doen en probeer het overige niet te zien en poets alsof mijn leven ervan hangt op ondefinieerbare bruine vlekken.
Bijna heb ik ze er af en net als ik het besluit dat het mooi genoeg is, hoor ik de donkere stem van mijn opa weerklinken uit het Hiernamaals.
‘Als iets er bijna af kan, kan het er ook helemaal af, kind!’
Mijn opa, streng en gezaghebbend als hij was, als kind haalde ik het al niet in mijn hoofd hem tegen te spreken, maar ook nu nog heeft de oude man zijn invloed.
Gek eigenlijk, hoe opmerkingen die terloops gemaakt worden, kunnen blijven hangen en je de rest van je leven achtervolgen. De laatste tijd hoor ik mijn opa regelmatig.  Ik sloof me nog eens extra uit op de bruine vlekjes.

Thuiszorg, zwaar werk! Soms is het leuk en soms helemaal niet. Sterk afhankelijk van de cliënt en zijn of haar omstandigheden.  Neem nu Sarah, een Joodse vrouw van zesenzeventig. Een zwaar en bewogen leven heeft ze achter de rug. Opgegroeid in kindertehuizen en later gevlucht in een slecht huwelijk. Vervolgens gescheiden en samen met haar vieren kinderen, zwanger van de jongste op de vlucht om zelfstandigheid te verwerven. Ze klaagt niet. ‘Ach, het kan erger, veel erger! Waarbij ze zinspeelt op haar ervaringen uit de oorlog. ‘Polen, ik ben er één keer geweest. Het is nu een vakantieland, maar ik wil er nooit meer naartoe’. Een opmerking die ze maakte toen we aan het babbelen waren over vakanties, terwijl ik voor haar aan het strijken was.  Zo’n en passante gemaakte opmerking komt binnen. Zo relativeert Sarah haar problemen weg en meestal lukt dat, soms niet. Nu loopt ze met een zuurstofslangetje -verbonden met een machine die de hele dag staat te puffen- door het huis. Het apparaat staat bij het open raam omdat het ding frisse lucht moet hebben, hij wel. Buiten beweegt Sarah zich voort met haar scootmobiel en binnen met een elektrische rolstoel. Ze is volledig afhankelijk van hulpverleners die en masse met een sleutel haar huis en privédomein binnenkomen. ‘Klop even op de deur alsjeblieft, dan weet ik dat je eraan komt’ is haar verzoek en haar manier om zich voor te bereiden op de volgende hulpverlener die haar zwaar bevochten privacy verstoort.  Toen ik voor het eerst bij haar kwam -nadat mijn voorgangster onverhoopt na drie weken weg was gebleven-  was ze nors en geïrriteerd. Opnieuw moest ze uitleggen dat de koekenpan aan de spijker in de schuur hangt en dat de handdoeken driemaal in de lengte en viermaal in de breedte opgevouwen moeten worden. Inmiddels heb ik een band met haar die niet weer verdwijnt. Sarah, ze heeft me geraakt.

Over het algemeen tref ik oudere en hulpbehoevende mensen die mijn hulp en aanwezigheid waarderen. Het oude dametje, zwaar hartpatiënt. Ze voelt zich bezwaard dat ze mij laat werken en zelf op de bank zit. Ze blijft zich maar verontschuldigen wat ik er ook tegenin breng of de mevrouw met artrose die net weduwe is geworden. Op een middag was ik iets te vroeg. In pyjama opent ze de deur. ‘Bent u ziek?’ Ze ontkent, ‘’s middags ga ik naar bed, anders is mijn dag veel te lang’.

Anders is het met de oude dame van vijfennegentig. Ogenschijnlijk een kordate tante maar dat schijn bedriegt blijkt maar weer wanneer de oude vrouw zich met haar rollator richting het toilet begeeft. Mevrouw is gewend aan het feit dat huishoudelijk werk voor haar wordt gedaan en zo behandelt ze me ook. Dat voelt niet fijn. Toen ik voor het eerst haar appartement binnenstapte leek alsof ik weer in de huiskamer van mijn moeder was. Hetzelfde klassieke interieur, hetzelfde kristal, dezelfde geborduurde schellenkoorden en hetzelfde koper. Niet zo vreemd, ze zouden leeftijdgenoten geweest zijn wanneer mijn moeder nog geleefd had. Drieënhalf uur  in de veertien dagen heb ik bij deze mevrouw. De flat is zo schoon dat ik me afvraag hoelang het duurt voordat ik koper mag poetsen. De dochter – ook niet echt piep- uit den Haag, die al zes weken op bezoek is, vindt het heerlijk om me te zien werken, ze let goed op. ‘Daar ligt nog een pluisje’ roept ze wijzend vanuit haar liggende positie op de bank wanneer ik met de stofzuiger langs loop. Jammer ik heb de opmerking niet gehoord, stofzuigers maken ook zo’n kabaal.

Om over Jos nog maar te zwijgen. Jos is een nieuwe cliënt. Ik word wat onrustig van de beschrijving over hem die mij per email is toegestuurd. Man, achtendertig jaar, gescheiden, psychische klachten en verslaafd. Meneer heeft hulp nodig bij plannen en organiseren van zijn huishouden. Ik moet hem daarbij helpen. Verslaafd? Verslaafd aan wat, drank drugs..? Pittig adresje, denk ik.  Hoewel ik me er een beetje schuldig over voel, google ik zijn naam. Ik verdedig dit voor mezelf door te denken dat dit nu eenmaal is wat je doet tegenwoordig wanneer je iets over iemand wilt weten. Ik ben ook een product van deze tijd dus ik gooi de schroom van me af. Facebook is de eerste match en succes verzekerd. Niets afgeschermd, dan moet ie het zelf maar weten. Ik schrik mij een hoedje van wat ik zie. Op zijn profielfoto staat onze Jos afgebeeld met een soort automatisch pistool. Misschien nep, maar het ziet er angstaanjagend uit. Brrr ik verheug me niet echt op het middagje poetsen. Op mijn hoede meld ik me op het afgesproken het tijdstip. Jos staat me al op te wachten. Ik herken hem direct aan de tatoeages en de vele gouden kettingen. Zijn Kalasjnikov heeft hij thuis gelaten denk ik en dat idee is in dit geval helemaal niet geruststellend.
 
‘Hoi’ zegt hij hartelijk ‘moet je op nummer zeventien zijn?’
Wanneer ik dit bevestig knikt hij. ‘Hopelijk heb je geen last van een kattenallergie’ zegt hij op een toon alsof hij hoopt dat ik spontaan ter plekke een astma-aanval ga krijgen en terwijl hij dit vraagt, opent hij zijn deur. We stappen zijn huis in, hij gaat me voor. Tegenover de voordeur is een klein keukentje. Overal staat afwas en andere troep en stuk of tien vieze en lege voerbakjes, op de vloer en de muren zie ik aangekoekt kattenvoer.  Spontaan begin ik te niezen en voel mijn traanbuizen prikkelen. ‘Ik ben hartstikke allergisch voor katten!’ zeg ik verontschuldigend.
‘Jammer’ zegt Jos ‘ik heb er zeven. De man van de reclassering kon er ook al niet tegen’ vervolgt hij met een brede grijns op zijn gezicht. ‘Dat gaat hem dus niet worden met ons’ concludeert hij. ‘Bel jij even met Thuiszorg, dan moeten ze maar iemand anders sturen.’
‘Ik denk dat u gelijk heeft meneer, dit ga ik niet redden. Ik zal voor vervanging zorgen.’ We waren allebei blij dat we van elkaar af waren.

Het is bij Sarah dat ik weer eens aan het poetsen ben op een hardnekkige vlek. Bijna geef ik het op als een felle bliksemschicht gevolgd door wat gerommel ontaard in een beste dreun.
‘Huh bah, het onweert, houd ik niet van, slechte herinneringen!’ zegt Sarah in staccato.
‘Maar ik stel haar gerust. ‘Niets aan de hand hoor, het is mijn opa maar!’ terwijl ik een schuursponsje pak.

Intussen ben ik optimistisch over een ophanden zijnde sollicitatieprocedure waar ik middenin zit en naar verwachting een goede kans maak. Mijn C.V. sluit volgens twee uitzendbureaus prima aan op de profielschets. Wellicht krijgt de medewerker van het UWV wel gelijk.

Wanneer dit het geval is, dank ik hem voor de tip en wijlen mijn opa voor de stimulans om vol te houden.