zaterdag 21 december 2013

Een angstige gedachte


Auschwitz en Auschwitz-Birkenau, ik ben er geweest. Ik heb er gestaan. Tussen de barakken. Met dezelfde grond onder mijn voeten, hetzelfde uitzicht, dezelfde plek. De plek waar veel mensen de dood hebben gevonden. De plek waar mensen hun laatste angstige uren beleefd hebben. Ik was er om te begrijpen. Me enigszins een voorstelling te kunnen maken van wat er gebeurd is. Ik heb de stapel brillen gezien, de berg schoenen, het afgeschoren vrouwenhaar, de opeengestapelde koffers. De zogenaamde douches, het crematorium. Ik ben onder de poort met de leugen 'Arbeit macht frei' doorgelopen. Ik heb de foto’s gezien van de uitgemergelde gezichten, van vrouwen in de barakken op houten bedden. Bedden die ik letterlijk aan kon raken. Wat ik niet deed, uit eerbied. Eerbied voor de slachtoffers.
Ik heb de hekken gezien, het prikkeldraad, de wachtposten, de huizen van de Kampfpolizei. De deurkruk die ik letterlijk kon aanraken. Wat ik niet deed, uit afschuw. Afschuw voor hen.
Ik was daar om te begrijpen, te voelen, te zien wat er gebeurd is. Samen met anderen, veel anderen. Dat samen schept een band, samen waren we onthutst en samen voelden we ons klein. Hoe meer ik zag, hoe minder ik begreep. Stilte nam het van ons over. In mijn hoofd duizelde het van de vragen. Waarom? Hoe? Hoe kunnen mensen elkaar dit aandoen? Hoe heeft het kunnen gebeuren? Zo lang en zo veel mensen systematisch uitgemoord.  Het kan toch niet waar zijn dat men het niet wist. Als ik inzoom op de individuele kampbewaarder. Hij zag wat er voor zijn ogen gebeurde. De NSB-er, de verrader, de Nederlandse politieman die Levi en Benjamin hielp opsporen. Iemand moet zich het toch afgevraagd hebben? Beseft hebben dat het niet deugt. Dat je geen mensen afvoert om wie ze zijn. Hoe kan het, welk mechanisme maakt dat je de andere kant op kijkt?
Wat zou ik gedaan hebben? Een vraag die zich aan mij opdringt.
 
                                        Een angstige gedachte

In herinnering ga ik terug naar een theatervoorstelling van Leen Jongewaard en Robert Long. Lang geleden en fel omstreden. De bedoeling was dat het publiek met rood-wit-blauwe vlaggetjes zou zwaaien wanneer de heren cabaretiers ons uitdaagden. We hielden immers van ons Vaderland. Maar de uitdagingen werden steeds dubieuzer en nationalistischer. Absoluut geen reden op enthousiast mee te vlaggen. Dat deed dus ook niemand, heel keurig. Totdat beide heren de weigeraars naar voren haalden op het podium. Ik voelde me ongemakkelijk. Om de druk te vergroten begaven ze de cabaretiers zich in het publiek. Ze kwamen nu wel erg dichtbij. Er werd meer en meer gevlagd.  Ik zat redelijk achteraan, maar ook toen vroeg ik me af wat ik zou doen.  Aan het eind van de voorstelling werd  de vergelijking met de oorlog getrokken. Is het dat? De angst om je te onderscheiden? Meelopen met de massa? 

                                        Een angstige gedachte

Bovenstaande schreef ik jaren geleden naar aanleiding van een bezoek aan het concentratiekamp. Afgelopen week zag ik de herdenking van 75 jaar Auschwitz. De toespraak van een van de overlevenden, Marian Turski, trof mij diep. Hij waarschuwde voor onverschilligheid en spoorde politiek leiders aan oog en zorg te hebben voor minderheden.
‘Auschwitz kwam niet opeens uit de lucht vallen’ stelde hij. ‘Auschwitz kroop en liep op zijn tenen, nam kleine stapjes en kwam steeds dichterbij tot dit gebeurde.’ Heel systematisch.
Een uitspraak die bevestiging vindt in de bevindingen van Hannah Arendt, politiek filosoof. Zij heeft onderzoek gedaan naar totalitaire samenlevingen. Als journaliste  deed zij verslag van het Eichmann-proces. Hannah Arendt stelde dat Eichman, de verantwoordelijke man voor het transport van Joden naar de concentratiekampen, een bureaucraat was die zijn taken zonder nadenken uitvoerde.
"Het is een treurige waarheid dat het meeste kwaad wordt gedaan door mensen die niet kiezen tussen goed of kwaad." (citaat Hannah Arendt)
Over het totalitarisme zegt Hannah Arendt dat het een politiek systeem is dat vrijwel altijd gebaseerd is op het absolute geloof aan één enkel idee of één enkel volk, en daarom meestal een zondebok-theorie kent. In haar tijd was het
het antisemitisme. Binnen een dergelijk systeem is er geen plaats meer voor open debat of afwijkende interpretaties en meningen, omdat alles onderworpen is aan dat ene idee.
    Marian Turski heeft gelijk met zijn waarschuwing waakzaam te zijn voor onverschilligheid, oog en oor te hebben voor minderheden. En hij heeft alle recht van spreken. Ook nu schuilt het gevaar. En het gevaar zit in onszelf. De werkgever die Mohamed en Achmed keer op keer uitsluit van een baan, politici die stemmen winnen door een complete bevolkingsgroep te stigmatiseren en niet te vergeten onze eigen rol door diezelfde politici te belonen tijdens de verkiezingen.
Auschwitz kwam ook niet uit de lucht vallen, een angstige gedachte.

woensdag 2 oktober 2013

Er valt iets te winnen!


‘Na zorgvuldige overweging, moet ik u helaas mededelen dat u niet in aanmerking komt voor de functie van…’ - einde citaat.

De eerste regel van een afwijzing die ik per email heb ontvangen. In de volgende alinea wordt mij vriendelijk verzocht  geen contact op te nemen voor de motivering van deze beslissing.  Vanwege het groot aantal sollicitatiebrieven verwacht de mevrouw van HRM (Human Resource  Management) niet  alle afgewezen sollicitanten te woord te kunnen staan. Verder word ik hartelijk bedankt voor de getoonde belangstelling in de organisatie en wordt mij veel succes gewenst bij mijn volgende sollicitatie. Op de tweede alinea na,  een standaardafwijzing. Ik heb verschillende van gelijke strekking ontvangen. Hoeveel?  Geen idee, ik sta er meestal niet zo lang bij stil. Om niet ontmoedigd te raken, turf ik het aantal afwijzingen niet. De boodschap  die deze afwijzing onderscheidt  van de andere doet mijn wenkbrauwen liften, liever geen contact opnemen dus!  Dit ontneemt me de kans om door te vragen en er mijn voordeel mee te doen bij volgende sollicitaties. Is het arrogant of gewoon een redelijk verzoek? Afhankelijk van mijn bui beantwoord ik deze vraag wisselend  en hoewel het me frustreert besluit ik  aan het verzoek tegemoet te komen.
Lang niet altijd neem ik telefonisch contact op na een afwijzing.  Ik ben vijfenvijftig jaar en weet heel goed dat ik de ware reden van de afwijzing niet zal horen, maar in dit geval had ik graag een gesprekje gehad met de mevrouw van HRM.  Jammer dat  ze deur  met deze opmerking dicht gooit, ook voor haar. Ik had hem graag op een kiertje gehouden. Ik acht mijzelf namelijk geknipt voor die baan. Het zou een ommezwaai in mijn loopbaan betekenen, dat wel. Waarschijnlijk is dat aspect, naast het kleinigheidje van mijn leeftijd, een lastig punt geweest bij deze sollicitatie. Mijn opleiding en werkervaring sluiten niet aan bij de functie-eisen. Mijn interesse en passie echter zouden dit euvel ruimschoots compenseren. Ik vrees alleen dat mijn - oh zo enthousiaste- brief met Curriculum Vitae, na het zien van mijn geboortedatum bij de eerste selectie op de stapel ‘afgeschreven’ zijn beland. Ik neem het de vriendelijke mevrouw van HRM niet kwalijk. Zo gaat dat nu eenmaal in Werving-en-selectieland. Ga maar aanstaan, één vacature levert tegenwoordig honderden brieven op. De eerste selectie is op basis van harde criteria. Meestal opleiding en/of werkervaring en ja natuurlijk, leeftijd is een dingetje hoewel iedereen dat natuurlijk ontkent.
Je moet je onderscheiden zeggen mensen die er verstand van hebben. Jouw brief moet de recruiter nieuwsgierig maken. En nee, niet door er afdrukken van gestifte lippen op te drukken of met parfum te besprenkelen . De inhoud moet aanspreken, deze moet prikkelen.

Bij een volgende sollicitatie,  een  zandwinningbedrijf waar ze  een telefoniste vragen met feeling voor zand, besluit ik een  heus gedicht aan mijn motivatiebrief toe te voegen.
Feeling met zand? Maar natuurlijk heb ik feeling met zand. Wie heeft er nu niet in een zandbak gespeeld?  Je kunt mij toch niet verwijten dat het al zolang geleden is?
Ook dit keer ontving ik al snel een afwijzing met dezelfde strekking. Over het gedicht,waar ik zo mijn best op had gedaan, geen woord.
De snelheid waarmee afwijzingen verstuurd worden is choquerend. Vooral uitzendbureaus zijn hier goed in. Met een muisklik wordt de eerste selectie afgehandeld. In hooguit vijf minuten, amper de tijd die nodig is om een email te openen en in een oogopslag te checken, ben je afgewezen.
Bizar!  Frustreert het me? Nee, ik besluit dat niet te laten gebeuren.
Een telefoniste met feeling voor zand, ze lijken wel gek! Vanaf nu neem ik me voor me niet meer in allerlei idiote bochten te laten dwingen door mee te gaan in onmogelijke functie-eisen om vervolgens met hetzelfde nietszeggende riedeltje te worden afgewezen in de wetenschap dat alleen mijn leeftijd telt.
Intussen zit ik niet stil. Ik werk als vrijwilliger  in de plaatselijke bibliotheek, ontmoet veel mensen en breid - daarmee mijn netwerk uit-  en  volg diverse cursussen. De overige  vrije tijd stelt me in de gelegenheid kennis te maken met het culturele leven. Kortom mijn ontwikkeling staat niet stil. Ik heb weliswaar inkomen ingeleverd maar mijn leven is rijker geworden.
Natuurlijk geef ik niet op en solliciteer ik door, want ergens ligt een mooie uitdaging op mij te wachten, maar niet meer in het  wilde weg.
Dus dames en heren recruiters wacht niet te lang! Ik ga niet op jullie aanbod zitten wachten. Op een dag betreed ik zelf de arbeidsmarkt en ben ik de concurrent.

Ik heb namelijk wat te bieden!

Door water en wind

in  stralen, stormen en kastelen,

beschermt het en zuivert,

het knarst  tussen mijn tanden,  speelt met mijn tenen.

en glijdt  door mijn vingers.

Zand

 

Er valt iets te winnen!

zondag 28 juli 2013

Code Oranje


Een hoop gedonder in de glazen

Storm, wind, regen en hagelstenen, zo groot als morgen de hele dag

Met het weer was het code oranje geblazen

Maar ik kan me niet herinneren dat ik er iets van zag

 

Pas op! Op de weg word het link, je bent gewaarschuwd.

Maar het  KNMI dekte zich in

Want alleen lokaal hakte het erin

ik wacht wel af tot de storm is geluwd.

 

Warmte en zon hebben iets van hun kracht verloren

stinkende vuilcontainers, de lucht van de barbecue en menigeen rook niet meer fris

Maar vandaag voel ik me herboren

 

Ook al kwam het plaatselijk in een overdosis

Maar de zomer heft, dankzij de bui, haar vieze luchtjes verloren

En echt, die kan ik missen als kattenpis!

 

 

 

donderdag 25 juli 2013

De naaister uit Kabul


Spijtig kijkt Tanja, bij wie ik die middag op bezoek ben, naar de slijtageplekken op de mouwtjes ter hoogte van de ellebogen. De blouse was het favoriete kledingstuk van haar geliefde tante Adèle. De oude vrouw stierf vorige maand op negentigjarige leeftijd. Liefkozend, alsof het haar tante zelf is, haalt ze haar hand over de ragfijne stof.  ‘Ik zie tante nog staan met haar lievelingsblouse in de fraaie tuin’ vertelt ze me om er trots aan toe te voegen dat het een statige dame was met gevoel voor mooie dingen.
De zijden blouse is door het tijdloze model nog prima te dragen en de stof is prachtig. Een kenner zal de kwaliteit ervan zeker herkennen. Alleen de mouwtjes, daar moet ze wat aan doen. Tanja besluit dat het kledingstuk zich prima leent voor korte mouwen en we nemen het mee naar de kleermaakster in de stad.

Zachtjes openen we de deur, de ouderwetse winkelbel maakt een geluid van vroeger. We stappen naar binnen. In een hoekje achterin het pand zit een gesluierde vrouw achter de naaimachine. Ze is de eigenaresse van het naaiatelier dat hier sinds een jaar of twee is gevestigd. Ze is Afghaanse en woont hier met haar zoon.
‘Goedemiddag, wat kan ik voor u doen?’ vraagt de vrouw met een heldere stem.  Terwijl we naar haar toelopen en haar groet beantwoorden pakt Tanja haar erfenis uit een plastic tasje.
Nog voor ze iets heeft kunnen zeggen, neemt de vrouw de blouse van tante Adèle in haar handen en roept enthousiast ‘Oh, wat een prachtige stof!’ Haar groene ogen twinkelen.  Met een onderzoekende blik bekijkt ze vervolgens het kledingstuk waarbij ze haar goedkeuring laat horen door met haar tong een klakkend geluid te maken.
‘Ah, de mouwtjes zijn het probleem zie ik, maar wanneer u deze inkort kunt u de blouse goed dragen. Het zal u fantastisch staan. De kwaliteit is uitzonderlijk. Zo maken ze het tegenwoordig niet meer’ zegt ze terwijl ze ons met een innemende glimlach aankijkt. Gelijkertijd veegt ze haar voorhoofd af met een papieren zakdoekje. ‘Wat is het toch warm’ verzucht ze.
We schieten allebei in de lach en Tanja merkt op dat de naaister met haar gemopper al aardig op een Nederlander gaat lijken. ‘Wij mopperen ook altijd op het weer’ zegt Tanja. Waarop ik lachend opmerk dat ze niet al onze gewoontes moet overnemen.
De vrouw met de mooie ogen die nu ineens treurig staan kijkt ons verschrikt aan en verontschuldigt zichzelf: ‘sorry, ik mopper inderdaad te veel. Neemt u mij maar niet kwalijk. Ik heb te veel nare dingen gezien’ voegt ze er zachtjes aan toe.
Verdorie denk ik, nu heb ik met een goedbedoeld maar veel te flauw grapje de vrouw teruggebracht bij haar verschrikkelijke herinneringen. Omdat ik niet weet wat te zeggen, raak ik even haar schouder aan.  We kijken elkaar aan en ze schenkt me warme glimlach. Over het verstelwerk worden zakelijke afspraken gemaakt en met een vriendelijke groet ter afscheid verlaten we haar winkeltje. Op hetzelfde moment komt haar zoon, een vrolijk lachende jonge knul van een jaar of achttien aangefietst. Hij groet ons beleefd en loopt richting zijn moeder die alweer over haar naaiwerk gebogen zit.

Het is inderdaad warm. Tanja en ik besluiten een terrasje te pakken. We hebben geluk, al snel vinden we een vrij tafeltje met twee stoelen. Op een denkbeeldige stoel zit de naaister uit Kabul. Ze heeft een diepe indruk op mij gemaakt. Ik probeer me voor de geest te halen hoe het is om met je zoon je vaderland te moeten ontvluchten en vervolgens een nieuw bestaan op te bouwen in een land als het onze.  Een land waar buitenlanders die zich er willen vestigen door velen  toch vooral als een probleem worden gezien. Het lukt me niet, ik kan me niet voorstellen wat er in dit land zou kunnen gebeuren waardoor ik mij genoodzaakt zie het land te ontvluchten. Ze moet door een hel gegaan zijn. Ze verdient onze aandacht en een warm gevoel maakt zich van mij meester. Wat een vrouw!

Hetzelfde gevoel overviel me onlangs bij een lezing  van ‘Wereld van vrouwen,’ een regionaal multicultureel netwerk van actieve autochtone en allochtone vrouwen in onze stad. Met regelmaat organiseren de dames bijeenkomsten waarin de gewoonten en gebruiken van een specifiek land centraal staan. Leuke avonden zijn het. Onder het genot van een hapje en drankje uit het land wat die avond het onderwerp vormt, luisteren naar boeiende en leerzame verhalen over andere culturen. Soms alleen maar leuk en gezellig, soms heel emotioneel. Wanneer één van de vrouwen tijdens de Cambodjaanse avond vertelt over haar vlucht als twaalfjarig meisje voor het Pol Pot-regime kun je een speld horen vallen. Ook het verhaal van moeder en dochter uit Iran over de cultuur van het land, de revolutie, de dichtkunst, de oorlog tussen Irak en Iran en uiteindelijk hun vlucht via Turkije heeft diepe indruk gemaakt op de aanwezigen.

Vanavond staat Staphorst centraal. Toch een plaats waar vaak lacherig en smalend over wordt gedaan wordt, maar niet op deze avond. Niet bij deze vrouwen. Hendrikje, Aaltje en Hummigie vertellen, gekleed in Staphorster dracht, met een flinke dosis humor over hun klederdracht en de plaatselijke gebruiken. Vrouwen uit alle windstreken hangen aan hun lippen en op het eind van de avond staat er een pronte Surinaamse te glunderen in Staphorster klederdracht.

Wat een avond, wat een sfeer, wat een vrouwen!

Tante Adèle, Tanja, de naaister uit Kabul, Hendrikje, Aaltje en Hummigie, stuk voor stuk wereldvrouwen, vertel je verhaal en help ons integreren!

 

 

 

dinsdag 23 juli 2013

Zomer!


Zwaluwen scheren  

over de besproeide tuin
 
oud beeld, nieuwe dag





 
 

zondag 23 juni 2013

Zin in Zomer!


Zo zin in zomer!

Door al die regen,

veel te lang in bed gelegen.

Van ooit een vroege vogel, verworden tot een dromer.

 
Een notoir laatkomer

Te laat, laat ik mijn honden uit, hardlopers krijgen van mij de zegen,

beleefdheden laat ik achterwege.

Vroeger was ik vromer.

 

God bewaar me,  ik kan er niets aan doen.

Voorkom dat ik verander in een chagrijnig wijf

-voor mijn directe omgeving een waarachtig angstvisioen-

 

dat staat buiten kijf,

iets waar ik niets aan af zal doen.

Geef me gewoon zonnestralen op mijn lijf!
 
 
 

maandag 17 juni 2013

Wat de Fyra en amateurbiologen met elkaar te maken hebben?


Wie vaker iets van mij gelezen heeft, zal zich -wellicht zuchtend- realiseren dat ook dit keer honden weer het onderwerp vormen.

Niet zo gek! Ik schrijf nu eenmaal over wat mij bezighoudt en eerlijk is eerlijk, Guus en Luuk weten me aardig bezig te houden en zijn om die reden geregeld een inspiratiebron. Maar ik realiseer me maar al te goed dat niet iedereen zo dol op honden is.

Clubs als Natuurmonumenten zien de hond en zijn baasjes als één van de grootste bedreigers van onze natuur. Met verbodsborden, hekken, wildroosters die mijns inziens te pas en te onpas gebruikt worden- ik zie meer roosters dan wild- worden wij geweerd. Ook private natuurvrienden dragen de gedachte met liefde uit.

Een tijdje geleden lieten we, op één van de weinige honden-uitlaat-terreinen in de buurt, onze vierpotige huisgenoten loslopen. Het duurde niet zo lang of we werden bestraffend aangesproken door een man en een vrouw. Beiden met rugzak, grijs haar en op het buitenleven gekleed. Hij droeg een verrekijker die hij op de grond richtte en zij een fototoestel. Of ‘die daar’ van ons waren -ik heb zelden iemand zo een vies gezicht zien trekken- en of we ons wel realiseerden dat we ons bevonden in het broedgebied van de zeldzaam geworden veldleeuwerik? Op onze repliek dat het terrein van defensie was en dat de honden hier vrij mochten lopen, schudden zij meewarig hun hoofd. Waar moest het toch naartoe in dit land? Je zag het ze denken. En trek nu niet onmiddellijk de conclusie dat wij totaal onverantwoord toestaan dat onze honden de eitjes van die arme veldleeuwerik vertrappen of de ouders van hun nest laten verjagen. Geen schijn van kans! Het was hartje winter.

Als hondenbezitter moet je, je regelmatig verdedigen tegen het feit dat je er bent. Doorgaans laten wij , als brave burgers, onze hondjes uit in de buurt waar de gemeente een uitlaatzone langs het spoor heeft aangelegd. Beetje jammer is het dat diezelfde gemeente op exact dezelfde plek een trimroute heeft bedacht. Tja, honden en joggers! Niet echt een goede combinatie. Ook hier zijn we dus op onze hoede. Zo ook vandaag.

Ik loop op met Anneke, die ook haar hond uitlaat.  Na verschillende hardlopers te hebben weerstaan, zien we in de verte een fiets geparkeerd staan. Ernaast, in het gras langs de spoorlijn, staat een man. Rugzak, grijs haar, op het buitenleven gekleed en met verrekijker of fototoestel. Op die afstand kan ik het verschil niet zien.

‘Een treinspotter zegt Anneke’, maar ik heb een andere associatie.

Meneer Midwinter–Veldleeuwerik! Mijn haren schieten overeind. Voor de zekerheid lijnen we onze honden aan.

Als we bij de vermeende natuurvriend aangekomen zijn, kan ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Op mijn hoede en voorbereid op een lyrisch verhaal over een zeldzame vogel of een bijzondere muizensoort- want muizen zitten er genoeg. Guus heeft er al menigeen verorbert- vraag ik de man  ‘U bent vast op zoek naar iets interessants?’

In gedachten ga ik de discussie aan. Gechoqueerd? Een hond die een muis eet is natuurlijker gegeven dan onze hamburger uit de bio-industrie. Met die opmerking maak ik mezelf niet populair realiseer ik mij. Meneer is waarschijnlijk vegetariër en mijn hond is en blijft een carnivoor. Druk in mezelf discussierend ben ik helemaal klaar voor de confrontatie. Kom maar op meneer de amateur bioloog!

Stomverbaasd ben ik dan ook wanneer de man -met zijn fototoestel in de aanslag- de reden van aanwezigheid verteld. Een stoomtrein! De opeens vriendelijk ogende man staat te wachten op een sissend, stomend en knerpend brok techniek wat fluitend voorbij komt, de fascinatie van zijn jeugd vermoedelijk. De trein is vanuit de  Eemshaven op weg  is naar thuisbasis Boekelo en zou rond twintig over acht dit spoor moeten passeren.

Alle drie checken we de tijd. Het is kwart voor negen. Teleurgesteld concludeert de man dat de ijzeren kolos waarschijnlijk niet meer komt.

‘Wegens gebrek aan belangstelling zal het evenement wel afgelast zijn. Dat gebeurt wel vaker’ zegt de man met spijt in zijn stem.

Mijn geheel misplaatste opmerking dat de locomotief waarschijnlijk ook een product is van de vermaledijde Fyra, beantwoordt hij dan ook met een lauw lachje.

Wat de Fyra en amateurbiologen met elkaar te maken hebben?

Behalve dat ze beiden ongeveer gelijktijdig, als volstrekt onterechte aannames in mijn brein terecht zijn gekomen en een spannende titel opleveren, helemaal niets waarschijnlijk!

donderdag 6 juni 2013

Mag opgeven soms ook een optie zijn?


Uitgeput en emotioneel staat de man - zo goed en zo kwaad als het kan- in zijn gesponsorde rijwielkleding, alsof hij de Tour de France aan het rijden is, de interviewster ter woord. Uit de luidsprekers schalt het speciaal voor dit doel geschreven lied ‘dichter bij de hemel kom ik niet.’ Het is de sterfdag van zijn dochter. Vorig jaar overleed ze aan kanker. Hijzelf heeft prostaatkanker met uitzaaiingen en verontschuldigt zich voor het feit dat hij maar één keer de berg opgefietst is. Een tweede keer zat er niet in. ‘Dat geeft tocht helemaal niets’ zegt de blonde presentatrice met een brede grijns. Ze grijnst altijd of ze nu op zoek is naar miljoenen of naar onbekend DNA. Ik zal haar naam verder niet noemen, niet interessant! De emotie spat van het scherm. Met tranen in mijn ogen kijk ik vanaf de bank naar de strijd die deze man en met hem vele anderen levert.

‘Opgeven is geen optie’ is het motto van Alpe d'HuZes. De stichting met dezelfde naam is ongetwijfeld met goede intenties opgericht. Ook haar deelnemers, vrijwilligers en bestuurders zullen de beste bedoelingen hebben, maar het brengt mij tot de vraag waarom we zo spastisch omgaan met kanker? Soms bijna op een sensationele manier.

Is het onze angst? Zien we het als een soort garantie? Als we nu maar vaak genoeg tegen onmogelijke bergen op fietsen, roze armbandjes en strikjes gaan dragen, hard genoeg lopen vanuit Parijs of Hamburg naar Rotterdam of onze snor laten staan, ontkomen we aan deze ziekte. Of is het omdat we ons verdriet, om de dierbaren die we verloren zijn, geen plaats kunnen geven?

Over zowel de angst als het verdriet heb ik geen oordeel, integendeel! Ook ik heb dierbaren verloren, wie niet? Mijn vader, ik mis hem nog elke dag en ik weet ook dat je denkt dat je doodgaat wanneer een specialist je geruststelt als hij zegt dat er geen uitzaaiingen zijn. Maar waarom dit circus, al die toeters en bellen?

Onderzoek naar kanker is van levensbelang. Dat weten we allemaal. Waarom dan niet gewoon storten? Waarom eerst die veel te commercieel uitgebuite poppenkast? ‘Mijn bedrijf heeft zoveel opgehaald’ vertelt een trotse manager. Zijn bedrijf? Amehoela! De werknemers bedoelt hij waarschijnlijk. Het bedrijf zal de shirtjes beschikbaar gesteld hebben en is langs de route als sponsor goed in beeld. Lekker stukje reclame! Het bedrijf had ook belangeloos aan de KWF kankerbestrijding kunnen storten. Een reclamecampagne van die omvang kost waarschijnlijk het veelvoudige van wat het bedrijf nu kwijt is aan sponsoring, zelfs al verdriedubbelt het bedrijf de opbrengst. Ik word er een beetje misselijk van. Gillette, de scheermesjesboer die aandacht vraagt voor prostaatkanker en mannen in de maand november oproept hun snor te laten staan. Om het nog maar niet te hebben over het glamourfeestje van PinkRibbon, waarvan we inmiddels weten dat slechts vijf procent van hun opbrengst daadwerkelijk aan borstkankerpreventie besteed wordt. Op het journaal zien we de jetset voorbij komen op weg naar hun roze galafeest. Ik vraag me af hoe je dat beleeft wanneer je herstellende bent van een chemokuur? Hoe kom je sowieso een dergelijke maand door waarin het continu gaat over roze strikjes, armbandjes en andere ‘goedbedoelde rotzooi'? Om over de acties op Facebook nog maar te zwijgen, als je niet ‘liked’ verzoek je de Goden. Ik hoop dat ik het antwoord op deze vraag nooit kan geven.

Een discussie hierover is bijna onmogelijk. Bij een kritische opmerking wordt verwezen naar geleden verlies. Natuurlijk stopt dan de discussie. Je discussieert niet over verdriet.

Intussen gaat de gekte door. Wordt ziekte en angst commercieel geëxploiteerd en blijven we de verkeerde signalen uitzenden. Want wat als je helemaal niet meer wilt of kunt vechten, mag opgeven dan een optie zijn?

Hardlopen, fietsen, roze armbandjes, mijn buurvrouw heeft er niets aan. De buurvrouw verderop uit de straat. Ik ken haar nauwelijks. Een snelle groet in het voorbijgaan en dat was het. Ze liep al een tijdje slecht, nu draagt ze een mutsje om haar kale hoofd te bedekken. Ik schrok toen ik het zag en weet ik niet hoe ik er mee om moet gaan. Blijft het bij een groet in het voorbijgaan of spreek ik haar aan?

Ik worstel ermee.

Waarom gaan we zo spastisch om met deze rotziekte en de mensen die het treft?

 

 

vrijdag 17 mei 2013

Gelukkig, het regent!


Vanavond eten we een uurtje eerder en zonder knoflook. Dat laatste is belangrijk.
In tegenstelling tot vorige jaren is het hondenweer. Het regent de hele week al en de kans dat het morgen droog is, lijkt mij uiterst klein. Langer uitstellen heeft geen zin. Vandaag moet het maar gebeuren.
De kledingkeuze is niet moeilijk, spijkerbroek, laarzen en een regenjas. Het meest belangrijke attribuut is de paraplu.

 ‘Hallo’ zeg ik met een brede lach op mijn gezicht waardoor de begroeting extra hartelijk klinkt ’Het Longfonds!’ en houd haar de collectebus voor.
‘Oh hoi, ben je er weer? Je treft het niet’ is de reactie van de buurvrouw waarbij ze met een afkeurende blik naar buiten kijkt.
‘Ach met een paraplu valt het mee. Bovendien verwacht ik nu meer mensen thuis’ antwoord ik optimistisch.
Uit een kennelijk speciaal voor collectes bestemd potje pakt ze haar bijdrage, twijfelt even en vist er nog een munt uit.
‘Hier, iets extra’s voor de slechte omstandigheden’ terwijl ze haar gift in de bus stopt.
Ik bedank haar, wens haar een fijne avond en loop door naar de buren.  
Ook hier eenzelfde reactie. Zo langzamerhand begin ik de voordelen van de regen in te zien en inderdaad wat ik gehoopt had blijkt bewaarheid te worden. De meesten mensen zijn thuis. Het feit dat ik onder etenstijd aanbel draagt daar natuurlijk aan bij. De gêne daarover schud ik van me af. Iets wat sowieso goed is tijdens het collecteren.
Huis na huis bel ik aan en let ik op bewegende schaduwen en geluiden vanuit de woning. Hoor of zie ik  niets, dan ga ik verder. Jammer, volgend jaar beter.

Ook nu sta ik te wachten nadat ik heb aangebeld, gespitst op signalen of er iemand thuis is. De hond is er wel, dat lijdt geen twijfel. Een enorm grommend beest staat achter de deur. Door een zijraam zie ik dat zijn baas hem in zijn nekvel grijpt en gelijkertijd de deur opent. De man zegt niets en kijkt me aan alsof ik het meest stupide mens op aarde ben. Intussen wijst hij met een boos gebaar naar één van de stickers op zijn deur waarop ‘geen collectanten’ staat.  
Ik verontschuldig me, wens hem toch nog een fijne avond en loop door. Baas en hond lijken op elkaar denk ik.

Dat is ook zo, die verrekte stickers en het zijn er veel:
De alom bekende nee/nee of nee/ja-sticker; een gezellige Loesje-sticker die laat weten dat de bewoner niets wil hebben omdat hij alles al heeft; een sticker met daarop ‘geen colportage’ of ‘geen verkopers, wel collectanten’  en voor mij van belang de sticker die kortweg zegt: ‘geen collectanten.’
Afhankelijk van mijn stemming doe ik er wat mee. Soms negeer ik ze bewust. Laat ze in ieder geval maar de moeite nemen om de deur open te doen, denk ik venijnig. Het voelt te lullig om afgewezen te worden door middel van een stickertje.

Anders is het bij zijn buurman die hoestend en proestend zijn deur opent en met benepen stem zegt: ‘Oh gelukkig, het longfonds, ik kan wel wat hulp gebruiken!’
Grijnzend stel ik hem teleur ‘Het spijt me meneer, op zo’n korte termijn kunnen wij niets voor u doen, maar we doen wel onderzoek.’
Waarop de man zijn shirt omhoog doet.                
Volgende week collecteer ik voor de MaagLeverDarm-stichting......ik houd mijn hart vast.