zaterdag 21 maart 2015

Dansende poppen

 
Warning! Don’t try this @home
 
Help! Dansende poppen!
Ik ben bang dat ik vandaag niet meer kan stoppen.
Dat krijg je wanneer je, je ’s morgens vroeg op het internet verdiept in een Limerick,
ja natuurlijk via het world wide web, wat poëzie betreft ben ik niet zo’n slimmerik.
Aabba is het rijmschema.
aan het eind een grappig thema,
in de eerste regel van het gedicht,
is een plaatsnaam haast verplicht
Kom je uit Assen,
moet je plassen.
Kom je uit Meppel,
val je in een greppel.
en in Zwolle
ben je als snel een bolle.
Ik wil echter een rijmwoord op Deventer weten
maar dat kan ik het wel vergeten
Hoe  kan ik nu met goed fatsoen
mijn wekelijkse boodschappen nog doen?
Ik heb zin in spruiten,
maar die zijn vast niet goed voor mijn kuiten
Oké, als groente neem ik dan wel lof
dat vind ik ook wel tof.
de keuze van het vlees
valt waarschijnlijk op een blinde mees.
dit is natuurlijk een vink
(dit creatief gedrocht zuig ik dan ook uit mijn pink)
Ook weer niet goed Rivlekt!, dit moet zijn duim!
dat is balen, weer geen pluim!
Ik vrees dat ik vandaag blijf dichten
zonder een hemdje op te lichten.
Waar is in hemelsnaam  die olifant met die lange snuit?
UIT!
 
 
 


vrijdag 20 maart 2015

Terugblikken en koektrommels

 

Op sociale media zie ik een ouderwetse koekjestrommel voorbijkomen. Wie bekend is op Facebook kent ze vast, de nostalgiepagina’s. Foto’s van herkenbare spullen uit vervlogen tijden passeren de revue. Een bakelieten telefoon, één van de eerste televisietoestellen, een rotan stoeltje, rieten onderzetters, een bamboe plantenstandaard uit de jaren zestig, ga zo maar door. Ik neem het allemaal voor kennisgeving aan. Ik heb er niet zo veel mee, ik kijk nu eenmaal  liever vooruit dan achterom. Met deze koekjestrommel is het anders.

Ik herken de trommel onmiddellijk, de geschulpte rand de zachtroze bloemetjes met de pastelkleurige blaadjes die er als een soort aquarel opgeschilderd lijken te zijn. Degene die de foto gepost heeft, stelt in zijn bijschrift de vraag aan de lezer welke koekjes er in onze trommels werden bewaard. Nieuwsgierig bekijk ik de reacties. Arnhemse meisjes, Brusselse Kermis, Katwijkse knippen, Amsterdamse Koggetjes, Jan Steentjes en moppen uit Weesp en Dalfsen. Alleen de namen maken het al gezellig. Het was juist deze opsomming die mij ertoe bracht om met mijn ‘Jan Hagel’ ook een duit in het zakje te doen, waarmee ik de nostalgie verspreid, want zo werkt dat op Facebook.  Niet lang daarna stuurt één van mijn Facebookvrienden een fotootje waaruit blijkt dat zij dezelfde koekjestrommel nog steeds in gebruik heeft.
Juist dat plaatje van de oude trommel op die moderne tafel confronteert mij enorm met mijzelf. Waar is ons exemplaar eigenlijk gebleven?

Ineens zat ik weer samen met mijn moeder aan tafel. Net uit school, mijn jas aan de kapstok gehangen en de pukkel -waar moeder een hekel aan had, maar die ik reuze stoer vond met het vredesteken en alle teksten die ik erop had gekliederd- in een hoekje gegooid. De theepot stond op het lichtje en de kopjes stonden klaar. De doordeweekse wel te verstaan, de mooie Royal Albert’s prijkten achten het glas en waren voor de visite. De koekjestrommel stond op tafel, mokkastaafjes waren het dit keer. Terwijl we onze thee –met een druppeltje rum- dronken, babbelden we over de dag, haar dag, mijn dag. Intussen brak ik een mokkastaafje doormidden en likte het mokka er tussenuit, lekker!  
Ik zie de grote woonkamer voor me. Mooi ingericht, maar nooit mijn smaak geweest. Veel te klassiek vond ik. Waar zou de koekjestrommel gebleven zijn vraag ik me opnieuw af. Ik kijk mijn eigen woonkamer rond en realiseer me dat ik op een paar oude aanstekers, een paar pennen van mijn vader, een oud exemplaar van de Camera Obscura van mijn opa, twee antieke koperen akers eigenlijk helemaal niets meer heb van thuis en voor het eerst steekt me dat.

In de periode dat mijn moeder opgenomen werd in een verpleeghuis, waren een oom en tante op zoek naar een huis. Mijn ouderlijk huis moest verkocht worden en zij hadden er wel belang bij, dat kwam goed uit! Gelijkertijd ging een andere tante scheiden. Ze had huisraad nodig en in het huis van mijn moeder was genoeg. Mijn smaak was het toch niet en broers en zussen om mee te delen heb ik niet, dus kozen we opnieuw voor een praktische oplossing. Ze mocht meenemen ze wilde. Het overige zou door de kringloop opgehaald worden. Haar zoon, mijn neef,  woonde in de buurt. Ik niet, dus hij zou het regelen. Een week later was het huis leeg en konden mijn andere oom en tante er in. Heel efficiënt, heel praktisch! Familie blij, wij blij. 
Opnieuw is een fase in mijn leven afgesloten.

De familiebezoekjes daarna waren in het begin een beetje raar. Bij de ene tante leek het alsof ik thuiskwam. Mijn jas hing ik aan onze oude kapstok zoals ik dat al jaren had gedaan. Ik nam plaats op de bank en zat zoals je dat doet wanneer je op visite bent, vroeger plofte ik neer en lag ik languit. Thee dronk ik uit de Royal Albert kopjes, ze waren nog steeds voor de visite. Op onze notenhouten ronde salontafel lag een kleedje dat mijn moeder had gehaakt en in het kristallen vaasje dat ik ooit mijn moeder cadeau had gedaan, had mijn tante fresia’s gezet, net als thuis. Bij de andere tante stapte ik letterlijk mijn ouderlijk huis in. Beetje vreemd, maar flink zijn en doorgaan.

Flink zijn en doorgaan was altijd het motto! Ook toen mijn vader overleed. Hij is drie weken ziek thuis geweest en moest daarna voor onderzoek naar het ziekenhuis. Hij moest blijven. Na een week kregen we de uitslag. Die was niet goed. Mijn moeder en ik zaten tegenover elkaar. Zij op de bank en ik met opgetrokken benen, verstopt tussen de oren van de grote stoel. Mijn moeder rookte en ik at mijn twintigste cracker. ‘Vanaf nu moeten we flink zijn, niet huilen als we bij papa zijn!’ zei ze.

Ik was zeventien toen we zijn doodvonnis hoorden. Drie weken later overleed hij, gehuild heb ik niet meer. Wel zijn we doorgegaan. Ik zat middenin mijn schoolexamens, ons motto was actueler dan ooit.

Ik slaagde, ging door en slaagde opnieuw. Vervolgens een baantje, een vriendje, nog een vriendje en nog één, trouwde, scheidde, trouwde opnieuw, ging weer aan de studie, bracht mijn moeder naar het verpleeghuis, slaagde, andere baan, nieuwe studie, slaagde, verloor mijn werk, bracht mijn man naar een verpleeghuis, haalde hem gelukkig na drie weken ook weer op,  nieuw baantje, nieuwe studie, slaagde opnieuw. Het oude motto is mijn tweede natuur geworden. Nu zit ik op de bank en prikken de tranen in mijn ogen als ik op facebook een oude koektrommel zie.

Misschien had ik af en toe eens stil moeten staan.