donderdag 14 april 2011

Mijn Troubadour


Ik was er pas zeker van dat ik het hart van mijn troubadour had veroverd

nadat hij naast zijn materiële bezittingen:

als spijkerbroeken,

t-shirts in alle kleuren van de regenboog,

twee paar schoenen,

iPad,

een jas voor minder warme èn koude dagen,

verzameling cd’s en boeken,

ook zijn gitaar ophing aan het daarvoor bestemde haakje aan mijn muur.

Einde aan de winter

'Sta toch vroeger op'
waarschuwen de vogels haar

De zon knikt lachend

Let´s talk

Let's Talk

Ik heb een snipperdag. Het voorjaarszonnetje kriebelt en ik wil de logeerkamer behangen. Energiek ga ik aan de slag. Eerst de kamer opruimen. Als een wervelwind ren ik door het huis. Spullen voor boven , schoenen en een vergeten bus talkpoeder zet ik op de trap. Dat neem ik straks mee. Snel stofzuigen. Ik begin boven en werk systematisch naar beneden. Met de huulbezem in mijn ene hand en rommel voor boven in de andere loop ik de trap op. Jammer dat ik niet alles in één keer kan meenemen.

''Gezellig hè Miro, dat ik thuis ben?" zeg ik tegen de hond.

Met een 'mens-zeur-niet-ga-stofzuigen-en-laat-mij-met-rust-blik' begraaft hij zijn kop in zijn kussen.
"Okay, jij je zin” roep ik halverwege de trap, terwijl ik achterwaarts, al stofzuigend de trap afloop.

Nog een trede lager stap ik ergens op. Met moeite weet ik mijn evenwicht te bewaren. Geschrokken grijp ik de trapleuning.

‘Tweehonderdvijftig gram talkpoeder’ staat er op de platgetrapte bus. Het hele huis is wit. Miro, onze hond die onder de trap lag te slapen, lijkt nog het meest op een mislukte zebra en wanneer ik mijzelf kritisch bekijk, is een gelijkenis met een zwartbonte koe zomaar gemaakt.
Op de trap, het episch centrum, is de schade het grootst. Het bruine leer van Gerbens schoenen is gemêleerd beige. De gaatjes bovenop zijn veranderd in witte stippen. Ook de kapstok biedt een dramatische aanblik. Alles moet naar de stomerij. Blootsvoets loop ik naar boven om een grote plastic zak te pakken. Gelukkig weet ik de weg in mijn eigen huis, ik vind het dan ook op de tast. Wanneer dat niet het geval was geweest, had ik kunnen vertrouwen op een spoor van witte voetafdrukken.

Met de stofzuiger ga ik de ergste rommel te lijf. Ongeveer tweederde weet ik weg te werken, de rest zit in hoekjes en spleten. De rotzooi is echt overal!

Een natte doek en een dweil helpen me het huis weer in de originele kleuren terug te brengen. Een riskant karweitje, de vloer is spekglad. Met wat acrobatische toeren slaag ik erin ook de vloer te fatsoeneren. De schoenen zijn lastiger. Er blijft wit poeder uit de gaatjes komen.
Nadat ook Miro weer op een hond lijkt en ik het koeienimago van me afgespoeld heb, plof ik doodmoe op de bank. Onderuit gezakt zit ik voor de televisie wanneer Gerben binnenkomt.

"Hè, hè lekker weekend" verzucht hij terwijl hij naar de kapstok loopt om zijn jas op te hangen. "Hé, waar heb je alle jassen gelaten? Heb je een fijne dag gehad? Lekker gerelaxt?”

Goh, ik zou elke week ook wel zo'n luie dag voor mezelf willen hebben"

Van het talkpoederincident zeg ik niets en de schoenen laat ik voor wat ze zijn. Mijn wraak zal zoet zijn!

Nog wekenlang hangen er bij elke stap kleine wolkjes om zijn voeten. Mensen kijken om en wanneer hun ogen ter hoogte van zijn, overigens goed gevormde billen, blijven hangen zie je ze denken:

"Schrale billen?"


Kleine mannetjes

Kleine mannetjes

Dagelijks reis ik met de trein. Op een enkele uitzondering na ben ik een tevreden reiziger. Met een beker koffie, een boek en als ik daar geen in zin heb een gratis krantje, vermaak ik mij best. Op de plaats van bestemming staat mijn blauwe vouwfietsje in de stalling op me te wachten. Maar vorige week had mijn ijzeren ros een lek bandje. Tja en daar sta je dan. Geen fietsenmaker in de buurt en gelukkig ook geen kraan en plakspullen. Een goed excuus dus om mijn fiets mee te nemen naar huis. Eens kijken of mijn fiets echt zo elastisch is als hij pretendeert te zijn. Niet dus! De moertjes zijn verroest.

Niet getreurd, ik neem hem dan wel in zijn geheel mee naar huis. Me bewust van het feit dat alleen een opgevouwen fiets gratis mee mag, koop ik een fietskaartje. Bij de trein aangekomen zoek ik het balkon speciaal voor fietsen, aangeduid met een blauwe fiets op de deuren. Gadegeslagen door twee conducteurs, een grote en een kleine, hijs ik met enige moeite mijn rijwiel in de trein. Op de plaatst waar ik mijn gehandicapte vervoermiddel dien te stallen, staat een kinderwagen zonder inhoud. Op de deur van de trein stond toch duidelijk een fiets afgebeeld en geen kinderwagen, maar ik doe niet flauw. Om overlast te voorkomen ga ik op één van de klapstoeltjes zitten en corrigeer elke onverwachte beweging van mijn Vélocipède.

Buiten klinkt het fluitsignaal en niet lang daarna stapt de conducteur in. Het is de kleinste van de twee. Mij met een uitdagende blik aankijkend vraagt hij in het algemeen: “van wie is die mooie vouwfiets?”

”Van mij conducteur” zeg ik heel braaf, terwijl ik eigenlijk denk dat hij op moet hoepelen want hij heeft me zien stuntelen tijdens het instappen, dus hij wist donders goed dat het de mijne was.

“Die fiets gaan we wel even opvouwen hè mevrouwtje?!” meteen loopt hij weg. Maar hij komt terug, daar ga ik vanuit. De toon was gezet: de man wil oorlog. Hij zal wel een rotdag hebben gehad en in mij een gewild slachtoffer denkt gevonden te hebben om op af te reageren. Nou kom maar op!

En inderdaad, net voordat we bij het eindpunt zijn, meldt hij zich. Behalve mijn fiets ziet hij niets. Met een blik op onweer zegt de kaartjescontroleur. “Ik heb toch gezegd dat die fiets opgevouwen moest worden!”

Aan mijn antwoord dat dit niet kan omdat de moertjes verroest zijn , heeft meneer geen boodschap. Toegegeven het klinkt ook een beetje onnozel, maar ja het is wel de waarheid. Een hele tirade wordt over me uitgestort. Dat de fiets iedereen in de weg zou staan, dat hij er niet langs kan, dat ik mijn probleem bij hem neerleg, dat hij mij eigenlijk zou moeten bekeuren omdat alleen een opgevouwen vouwfiets gratis mee mag.

Tussendoor zeg ik nog dat mij zijn toon helemaal niet aanstaat en dat ik bovendien in het bezit ben van een kaartje, maar het komt helemaal bij hem niet binnen. De man, nu helmaal rood aangelopen, gaat maar door.

Ik leun achterover en besluit hem uit te laten razen. Het eindpunt is bijna bereikt dus lang kan het niet meer duren. Rustig bestudeer ik het opgewonden standje. Het is een klein manneke. Dat verklaart veel. Veel kleine mannetjes hebben een enorme geldingsdrang. Nu ik hem wat beter bestudeer zie ik dat hij sproeten heeft. Hm, waarschijnlijk ooit rood haar gehad. Klein roodharig mannetje. Ah gossie! Veel gepest natuurlijk. Hij heeft veel te compenseren.

De plotselinge stilte schrikt me op. Hij is uitgeraasd, maar nog steeds boos.

“Ik ga u een bekeuring geven mevrouwtje. Ik ben helemaal klaar met reizigers die zich van God en gebod niets aantrekken.” en meteen pakt hij zijn bonnenboekje.

“Waar gaat u mij dan voor bekeuren conducteur?” vraag ik heel vriendelijk

“Dat is toch wel duidelijk. Moet u dat echt nog vragen?” briest de man, alweer boos wordend. “Voor het feit dat u geen kaartje heeft voor die fiets die u niet op wilt vouwen natuurlijk”

Niet zonder leedvermaak diende ik hem van repliek “Aannames conducteurtje! Ik heb een kaartje, dat zei ik net ook al. Wil u het even zien?”

In zijn haast op weg te komen, struikelt het getergde mannetje……..

…..over zijn eigen ego.