woensdag 14 december 2011

kleurloos of kleurrijk?

Druipend van de regen stap ik de kleine winkel binnen.

“Goedemorgen mevrouw” hoor ik vanuit het pashokje.

“Goedemorgen Ali’ zeg ik lachend, je kunt van hem zeggen wat je wilt, maar er ontgaat hem niets.
Geen camera’s nodig bij onze kleermaker. Er is zelfs geen sprake van een slimme opstelling van de alom aanwezige spiegels. Dat zou ook geen zin hebben, want het hele pandje is volgepakt met rollen stof, stapels losse lappen en rekken vol met verstelde kledingstukken.

Ali kent zijn klanten. Volgens mij hoort hij aan de ademhaling of er een man of een vrouw zijn winkel binnenkomt.
Sinds een paar jaar kunnen we ons gelukkig prijzen met een kleermaker in het dorp. Te lange broeken en  te wijde soepjurken gaan eerst langs ‘het Turkje’. Ik ken geen dorpsgenoot die niet dankbaar van de diensten van Ali gebruik maakt. Zijn personeelsbestand is dan ook verdrievoudigd.

Nu is het mijn winterjas die wat verstelwerk behoeft. Een heerlijke jas, maar de voering hangt er in flarden in en dat is al de tweede keer. Ik heb schoon genoeg van!
Toen ik vorige week mijn spijkerbroek ophaalde heeft één van de medewerkers mij toegezegd dat de voering van mijn favoriete jas  zonder probleem vervangen kon worden. Ditmaal  met stof van een goede kwaliteit en nog een leuk kleurtje ook.

Wanneer Ali naar me toekomt, wil ik verwijzen naar de afspraak die ik met zijn hulp gemaakt heb. Zoekend kijk ik de winkel rond maar ik kan de beste man niet vinden en aangezien ik niet weet hoe hij heet probeer ik hem te omschrijven.
Maar onmiddellijk schiet ik in een soort kramp. Zoekend naar woorden voel ik me van kleur verschieten. Jezus, dit is bizar! Stotterend beschrijf ik dat de man zwarte krulletjes heeft en bruine ogen. Trut , denk ik dat kan iedereen zijn. Sven Kockelman, Robert te Brink, Daniel Lohues. Het kan zelfs Geert Wilders zijn. Dat wil zeggen wanneer hij niet met zijn hoofd in de waterstofperoxide heeft gehangen. Je denkt toch niet dat de man echt stijl haar heeft? Weet je wat dat chemisch goedje met je haar doet? Daarmee raakt zelfs het varken de krul uit zijn staart kwijt.

“Gaat wel goed mevrouw?Ali kijkt me onbegrijpend aan.
“Ja, het gaat wel goed hoor” zeg ik met een rood hoofd  en voeg er aan toe dat de man die ik wil beschrijven een gestreepte trui aan had en gouden ring om zijn middelvinger.

Op hetzelfde moment klingelt de deurbel , Ali en ik kijken allebei om.
“Dat is hem” roep ik enthousiast.

Opnieuw kijkt Ali kijkt me aan. Ik zie dat hij twijfelt hij aan mijn verstandelijke vermogen. En terecht!
Want wat is er aan de hand wanneer je bij de omschrijving van een pikzwarte Afrikaan, het meest kenmerkende, namelijk zijn huidskleur niet kunt benoemen?

vrijdag 18 november 2011

De IJssel

De IJssel

Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden.
Mooi voor Rome en haar bezoekers maar niet voor mij. Althans niet vandaag. Vanuit Zwolle ben ik op weg naar Deventer, mijn geboorteplaats en net als Rome is de Hanzestad via verschillende wegen te bereiken maar steevast neem ik de dijk langs de IJssel.

Ik ben zo verknocht aan de rivier en het rivierenlandschap dat het voelt als overspel wanneer ik een andere route zou kiezen.  Uit praktische overwegingen neem ik wel eens een andere weg, gewoon omdat het korter is, maar een wee gevoel in mijn maag én een stemmetje in mijn hoofd dwingen mij dan toch weer in de richting van de IJssel.

Ter hoogte van De Duursche Waarden, één van de mooiste natuurgebieden van Overijssel volgens het regionale dagblad, rijd ik een parkeerplaats op. Het is prachtig weer en ik stap uit om van het uitzicht genieten. De zon schittert in het meanderende water. Tussen de natuurlijke vegetatie broeden diverse vogels. Op een iets hoger gelegen stuk land in het slenkengebied doen talloze soorten ganzen zich tegoed aan het malse gras. Hun overheersende en nasale geluid lijkt, afgezien van een enkele passerende auto, het enig waarneembare, maar na een tijdje geconcentreerd luisteren ontdek ik echter ook het krassen van een paar kraaien en in de verte zelfs het geklepper van een ooievaar. Verder tjilpt en fluit er toch nog van alles wat ik niet thuis kan brengen. Geeft niet! Dat laat ik aan de vogelspotters over.

Leunend tegen de auto, geniet ik van het uitzicht en mijmer ik wat. Opeens herinner ik me de foto die bij mijn opa aan de muur hing. Een afbeelding van roodbonte ’Holsteiner’ koeien grazend in het IJssellandschap met van die typische Hollandse luchten in een zilveren fotolijstje.  

Als kind begreep ik niet waarom iemand de moeite neemt om zo een vanzelfsprekend beeld vast te leggen en in te lijsten. Laat staan het op een dominante plaats in de woonkamer op te hangen.

Nu,  vijfenveertig jaar later, sta ik hier te genieten van nagenoeg hetzelfde plaatje. Slechts aan de details in het landschap is de ontwikkeling in de tijd af te lezen. De steenfabrieken met hun smalle schoorstenen zijn, op een enkele uitzondering na, verdwenen. Het aantal pijpen van de IJsselcentrale is meer dan gehalveerd en hier en daar is een GSM-mast verschenen.

De gedachte dat de IJssel eeuwenlang de constante factor in dit gebied is fascineert me.

Niet gestoord door de veranderingen om haar heen stroomt de rivier dag na dag, jaar in jaar uit vanaf Westervoort, voor een deel gekanaliseerd maar uiteindelijk ontembaar via Zutphen en Deventer langs majestueuze kademuren richting IJsselmeer en draagt zij trouw het water naar de zee. Onderweg in de tijd verandert haar uitbundigheid met de seizoenen mee. Van  een ogenschijnlijk rustig kabbelende rivier verandert zij af en toe in een kolkende watermassa en treedt buiten haar oevers. In onstuimig enthousiasme overspoelt ze alles en iedereen om uiteindelijk weer terug te keren in haar lieflijke gedaante.  

Vruchtbare grond is wat ze achterlaat. Mijn respect heeft ze!

Het is een vreemde gewaarwording om me op hetzelfde moment bewust te zijn van zowel de betrekkelijkheid van het leven als van de eeuwigheid, maar het voelt goed.

Tegen een knobbelgans zeg ik met dichtgeknepen ogen omdat de zon in het water schijnt:

 “Gans, even goede vrienden, mijn houdbaarheid is waarschijnlijk iets groter dan die van jou, maar uiteindelijk leggen we het allebei af tegen die blauwe dame daar.”

“Gak, gak, gak ”zegt de gans terwijl hij, zichzelf steeds luider herhalend, wegvliegt om zich bij zijn soortgenoten te voegen.

“Je hebt gelijk Gans. We gaan over tot de orde van de dag” en ik loop met een huppelpasje om de auto heen.

Ik stap in, start de auto en ga  mijn vriendin opzoeken.

We gaan een terrasje pakken…
… aan de IJssel. 

woensdag 28 september 2011

Voordat de blaadjes vallen

De zomer van 2011 was in één woord dramatisch. De meest natte sinds jaren volgens deskundigen, maar daar wil ik het helemaal niet over hebben. Hierover is echt al meer dan genoeg gezegd. De weerberichten besluit ik niet meer te volgen en allang heb ik me neergelegd bij het feit dat we zo de herfst in rollen. Het zij zo!

Groot is dan ook de verrassing wanneer vandaag het zonnetje te voorschijn komt nadat de ochtendnevel is opgetrokken. Een cadeautje is het, geweldig! Uit de wind in het zonnetje geniet ik op het dakterras. Zo hoort een mooie zomerdag te zijn. Ware het niet dat het inmiddels eind september is. Herfst!

Ik schat in dat vandaag menigeen nog even een barbecue meepakt en waarom ook niet? We hebben wat in te halen. De klusjes die ik voor vandaag in gedachten besluit ik op de lange baan te schuiven. Later! Nu eerst nog even genieten.

Maar er klopt iets niet.

De lucht ziet er veelbelovend uit. Hier en daar een wolkje maar verder stralend blauw. Witte strepen, achtergelaten door passerende vliegtuigen, lossen langzaam op. Het blad zit nog aan de boom en de buurtkinderen spelen buiten. Alle ingrediënten voor een heerlijke zomerdag zijn aanwezig en toch ben ik niet tevreden. Niet te geloven. Hebben we eindelijk een beetje mooi weer en is het weer niet goed. Het gevoel dat ik wat mis wordt zelfs zo sterk dat het me een beetje weemoedig maakt. Het moet niet gekker worden.

Het zal toch niet hè? Ik heb er nooit last van gehad. kun je dat opeens krijgen? Je weet wel, sommigen mensen hebben dat, wanneer de blaadjes aan de bomen komen en/ of er weer vanaf vallen. Maar ik toch niet. Daar ben ik veel te nuchter voor, kom op zeg!

Piekerend kijk ik om me heen. Aan de overkant strijkt een zwerm spreeuwen neer op de nok van het huis van onze overburen . In grote getale zijn ze op jacht naar de laatste druiven, bramen en ander eetbaar spul. Een enorme rotzooi later ze achter. Ook onze auto ziet er niet uit. Straks maar even wassen. Natuurlijk mopperen we op die rommel, maar eigenlijk vind ik dat gefladder om het huis wel leuk. De twee Turkse tortels die in onze tuin domicilie houden zijn alweer een nest aan het bouwen. Minstens het derde dit jaar. Als je niet beter weet zou je denken dat het hoog zomer is. Met plezier volg ik hun gedoe met die takjes. Nesten maken kunnen ze niet.

Ineens weet ik het.
Ze zijn er niet meer. Weg zijn ze. Verdwenen! Dat verklaart mijn trieste gevoel. Even checken maar eigenlijk weet ik het zeker.

Vertrokken! Op weg naar zuidelijkere streken om te overwinteren en dat terwijl het hier nu net zomer wordt.

Geen depressie gelukkig. Mijn iet wat trieste stemming van nu is een logisch gevolg van het feit dat hun komst en aanwezigheid in de zomer me altijd zo vrolijk stemt.

Zwaluwen! Ik vind ze zÓ leuk, die drukke beestjes met hun sierlijke, snelle vlucht en hun gekwetter.

Over een halfjaar zijn ze er weer!

zaterdag 24 september 2011

De Herfst
Ochtendnevel maakt
zilvervlokken in het groen.
Draden langs mijn wang

woensdag 14 september 2011

Neptunus

Het is mijn vrije dag en klokslag zeven. De wekker herinnert mij aan het geniale plan om te gaan zwemmen.  Kreunend verklaar ik mezelf voor gek, uitslover! Toch weersta ik de verleiding om te blijven liggen. Ik spring onder de douche en  trek mijn badpak aan.

Een zittend beroep en een lange reistijd maken dat ik zo stijf wordt als een plank.  Ik beweeg veel te weinig en daar ga ik nu verandering in aanbrengen. Doelgericht begeef ik mij naar het subtropisch bad.  Tijdens het zwemmen gebruik je alle spieren zegt men. Dat is goed. Sterker nog dat is precies de bedoeling, maar was het maar niet zó saai! 

Wanneer ik de stap heb gezet en als één van de eersten arriveer, ligt het bad er uitnodigend bij.  Het blauwe water en de hele entourage roept veel plezierige herinneringen bij me op. Waarom heb ik zo lang gewacht? Het zwemmen gaat me weer gemakkelijk af. Al snel wordt het drukker in het wedstrijdbad. Veel oudere dames en een enkele heer druppelen binnen. Een grijze golf brengt het water langzaam in beweging. De gemiddelde leeftijd is hoog, maar wat het uit? Ik ben zelf ook niet meer zo piep en bovendien is het goed voor mijn lijf. Dus gewoon doorzwemmen!  Ik heb het tempo goed te pakken en inmiddels  vijfhonderd meter afgelegd.

Plotseling blijven de dames voor me staan kletsen, middenin het bad. Shit! Ik had de slag net zo lekker te pakken. Slalommend zwem ik om de dames heen.  Vier banen later staan ze er nog en omdat het inmiddels drukker is geworden in het bad, wordt uitwijken lastig. De irritatie neemt toe en niet alleen bij mij. Laat ze koffie gaan  drinken bij de Hema! Alsof het is afgesproken drijven we de Beppies naar de rand van het bad. Het hindert de dames niet, ze hebben het nog steeds heel gezellig.

Intussen bestudeer ik de aanwezige reclameborden en sla de overige badgasten gade. Je moet toch wat tijdens het zwemmen.  Ik schat in dat ik het best de baan van de mevrouw met het rode badpak kan nemen. We hebben ongeveer dezelfde snelheid en hinderen elkaar daardoor niet. Bovendien ben ik dan uit de buurt van het praatclubje.

Opeens wordt mijn aandacht getrokken door een zongebruinde en zeer gespierde jonge God met een snelle outfit en een brilletje tegen opspattend water. Met een ferme plons springt hij in het water en begeeft zich met een enorme snelheid naar de andere kant. Rakelings langs de Beppies, die hevig geschrokken alle kanten op spartelen. Hetzelfde effect brengt mijn hond teweeg wanneer hij  tussen een stel eenden het water induikt. Zelfs het geluid is hetzelfde.

Onmiddellijk daarna kijken  de dames, plat tegen de zijwand aangedrukt en zichtbaar ontdaan, met grote ogen en open mond het snelheidsmonster na.

Als Katrien en haar vriendinnen weer van de schrik zijn bekomen, slaat de stemming om in hevig mopperen. Lang duurt het niet, want  Neptunus slaat wild om zich heen wanneer hij in borstcrawl de duckies opnieuw passeert. Gelukkig heeft hij zijn drietand niet meegenomen. Oh, wat zijn ze boos! Schande spreken ze ervan en met gevaar voor eigen leven wagen ze zich naar de andere kant van het bad. Aan de overkant gaat de discussie verder. Ik ben ervan overtuigd dat ze een klacht zullen indienen bij de directie voor het onrecht wat hen is aangedaan.

Jammer dames, uw klacht is ongegrond! Onze Romeinse God doet precies dat waarvoor het wedstrijdbad op dit tijstip bedoeld is.

Banenzwemmen saai?  Hoe kom je daar nu bij?

maandag 29 augustus 2011

Respect

Starend kijkt hij haar aan, zijn voorpoot legt hij in haar hand. In haar ogen ziet hij heel even een geïrriteerde blik, maar dat kan hem niet schelen. Hij weet dat hij uiteindelijk toch wel aan het langste eind trekt. Vervelend is alleen dat hij er altijd om moet vragen.

"Moet je een plasje doen?"

Hè, hè, alsof ze het nooit zou vragen. Als door een wesp gestoken springt hij van de bank af.
Ja hoor, ze gaat naar de gang om zijn riem op te halen.
Ben benieuwd wat ze bij zich heeft, zijn halsband of dat modieuze tuigje wat ze laatst gekocht heeft? Een duidelijke voorkeur heeft hij niet. Met zijn halsband voelt Miro zich net iets sterker. Hij kan zijn vrouwtje dan precies in die richting trekken die hij wil. Met het tuigje heeft zίj meer overwicht. Maar goed, ze is wel aardig en per slot van rekening heeft hij haar toch al helemaal ingepakt. Ze doet precies wat hij wil en als zij het tuigje wil, dan is dat prima.
Als een mak schaap laat hij zich welgevallen dat ze eerst zijn linkerpoot in het tuigje steekt en dan zijn rechter. Ze heeft nog steeds niet in de gaten dat ik rechts ben, hoe dom kun je zijn? Maar goed, hij slikt het. Anders duurt het nog langer.
Zo snel als hij kan loopt hij naar het paaltje op de hoek. De eerste plas is hoofdzakelijk om de druk op zijn blaas te verminderen. Maar pas op! Niet alles in één keer. Poeh, dat lucht op! De verleiding is groot om in één keer zijn blaas te legen, maar hij weet zich te beheersen. Hij moet natuurlijk wel wat overhouden voor onderweg. Het kan niet zo zijn dat als dat moois op vier poten niet weet dat hij in de buurt is. Hij heeft wel een imago hoog te houden.
Met zijn neus in de lucht en staart fier rechtop loopt hij verder. Zijn bazinnetje volgt in looppas. Beter kan het niet! Nu het echte werk.
De grote boodschap!
Met zijn neus aan de grond bepaalt hij de exacte plek en dat is geen kattenpis. Stel je voor zeg. Voor een juiste plaatsbepaling komt heel wat kijken. Zeker wanneer je, zoals hij, aangewezen bent op het door de gemeente aangewezen terreintje. Je bent de enige niet en je wilt je toch onderscheiden. Natuurlijk zijn er soortgenoten die minder kritisch kijken en hun rotzooi zo maar op elke plaats deponeren, maar dat is niets voor Miro.
Nauwkeurig snuffelt hij de grasstrook af. Hier en daar herkent hij een buurhond. 'Hmm, Nero is hier net nog geweest. Jammer dat ik hem gemist heb. Het is altijd feest met Nero. Miro blijft er niet lang bij stilstaan. Zijn aandacht is gericht op een wel heel bijzonder plekje. Tjonge, dat ruikt lekker, dat is vast die lekkere teef van de overkant. Shit, wat ruik ik nu? Dat moet Bobby de Boxer zijn. Hij heeft wel heel erg zijn best gedaan, de uitslover. Die zal ik eens een poepje laten ruiken! Miro draait en draait en net op het moment dat hij door zijn knieën wil gaan en er eens goed voor wil gaan zitten, ziet hij de Chowchow aankomen. Ze kunnen elkaar niet luchten of zien. Dat rotbeest met zijn achterbakse smoelwerk. Hij springt overeind uit zijn onbetamelijke houding, schraapt wild met zijn achterpoten door het gras, gromt en laat zijn concurrent weten absoluut geen belang te stellen in zijn aanwezigheid. Iets waar het bruine mormel het zo te horen roerend mee eens is.
De drang om zich te ontlasten lijkt verder weg te zijn dan ooit. Doodleuk loopt hij verder, neus in de wind, de oren gespitst. Overal aandacht voor, maar totaal geen drang meer om de klus waar hij aan was begonnen, ook daadwerkelijk af te maken.
'Niet te geloven' zucht de bazin 'het zit bij die hond tussen de oren' Net wanneer ze beseft dat het waarschijnlijk een lange wandeling gaat worden, begint Miro weer aandachtig een laatste rustplaats te zoeken voor zijn darminhoud.
Hij ruikt aan de diverse gebakjes die er al liggen, maar geen van allen kunnen hem stimuleren om die van hem er naast te leggen.
Hij kijkt zelfs beledigd op wanneer zijn bazin hem aanspoort op te schieten.
'Nou ja zeg' wat denkt ze nu wel. 'Ze zal toch niet echt denken dat ik mijn visitekaartje zomaar tussen de rommel van al die andere honden neer leg. Mooi niet! Zeker niet nadat ik zoveel moeite gedaan heb om zo iets moois te produceren. Realiseert ze zich wel met hoeveel moeite ik die droge brokken die zij mij altijd voorzet, weg heb kunnen krijgen? Hoe gênant ik het vind om elke keer te moeten schooien om iets wat ik echt lekker vind? Om nog maar te zwijgen van die keren dat ik als de eerste beste armoedzaaier snel even iets van tafel heb moeten jatten op een moment dat ze even niet oplette. Bedenk wel dat ik een Dobermann ben!'
'Hoe haalt ze het in haar hoofd om van mij te verwachten dat ik zo maar achteloos op het eerste de beste plek die mij door deze hondvriendelijke gemeente is toegewezen mijn visitekaartje achterlaat. Nee dame, zo werkt dat niet! De plaats waar ik mijn behoefte doe, wordt zorgvuldig gekozen. Een ogenblikje geduld dus nog'.
Na nog een half uur zoeken en snuffelen, vindt Miro eindelijk boven op een heuveltje een plekje goed genoeg voor zijn bolus. Hij gaat er eens goed voor zitten, beetje naar rechts, beetje naar voren. Ja precies goed zo. Miro sluit het ritueel af met stevig natrappen met zijn achterpoten. Hat zand vliegt in het rond, maar het resultaat mag er zijn. Een dampende geurvlag imponeert de buurt.




De teleurstelling van Miro kan dan ook niet groter zijn wanneer hij het meisje met de paardenstaartjes huilend weg ziet rennen.
"Mamahahaha, ik heb poep aan mijn schoehoehoen!"
'Rotkind!'denkt Miro. 'Wat doet zo'n kind ook in de bosjes? Staat ze doodleuk met haar platte poten te vertrappen waar ik zoveel moeite voor heb gedaan.



Totaal geen respect!






vrijdag 26 augustus 2011

Zomer haiku


Vloeibaar geworden

lost de zomer dit jaar op

in een vroege herfst

zondag 5 juni 2011

Leven als God in Frankrijk

Het belooft een mooie dag te worden, één om voornamelijk buiten door te brengen.  Na de inspanningen van gisteren oogt de tuin vandaag  extra uitnodigend. We hebben hier en daar wat gesnoeid en onkruid verwijderd. De terrasstoelen zijn gebruiksklaar gemaakt, dat wil zeggen ontdaan van vogelpoep. Verschillende potten, manden en plantenhangers zijn gevuld met eenjarige bloeiers. Geraniums , fleurige floxen en petunia’s geven de tuin net als elk jaar weer een vrolijk aanzien. De pioenroos die in al haar pracht staat de bloeien, verspreidt een heerlijke geur. Onder het keukenraam staat het oude kerkbankje dat we gekocht hebben bij een handelaartje in brocante in een nabijgelegen  dorp. De enige taak van de voormalige drager van devote derrières en stoffige bijbeltjes is het op handige werkhoogte te houden van diverse potten met kruiden tot het moment de geurende blaadjes in een mediterraans stofpotje verdwijnen. Maar naast deze verantwoordelijke opdracht is natuurlijk vooral de aanblik die het geheel aan onze tuin biedt minstens zo belangrijk. In feite is dit de hoofdreden waarom we het bankje via de antiekhandelaar bevrijd hebben uit de bedompte kerk. Eerlijk is eerlijk  dit  stuk eerlijk handenarbeid uit vervlogen tijden kwijt zich uitstekend van zijn nieuwe taak.

Ik kan niet wachten om met een boek plaats te nemen tussen al deze schoonheid, maar eerst naar de bakker. Wat is nu heerlijker dan de dag beginnen met een vers broodje en een kop koffie of thee in de tuin?  Aangezien de bakker op loopafstand is, besluit ik te gaan wandelen. Guus, onze hond, kent het ritueel en zodra ik de boodschappenmand pak, springt hij overeind. Samen gaan we op pas, genietend van het moment.

Heerlijk, ik zou het een aantal jaren geleden nooit gedacht hebben, maar ik ben echt een  ochtendmens geworden. Hoewel  het niet meer zo heel vroeg is komen we op een paar joggers na niemand tegen. Guus wordt vrolijk van de file hardlopers en lijkt te denken dat het een optocht is, enthousiast wil hij aansluiten. Aangezien de mannen zijn geestdrift niet delen besluit ik hem weer aan te lijnen.

We zijn bijna bij de bakker. Nog even de oude fruitboomgaard door en we zijn er. Ontelbare pitten onder de oude kersenboom verraden de aanwezigheid van spreeuwen. Een hele zwerm vliegt op wanneer wij voorbij lopen. Kennelijk hebben we ze gestoord tijdens het eten, hun protest is oorverdovend.

Bij thuiskomst is de tafel in de tuin gedekt. Koffie, thee en zelfgemaakte bramenjam wachten om genuttigd te worden met verse croissants, chocoladebroodjes en een stokbroodje.

Terwijl wij genieten van ons ontbijt zijn zwaluwen boven ons druk in de weer zijn met het vergaren van hún maaltje. Op het getjilp van de vogels en het ruisen van de bamboe na horen we niets. Bijna de hele dag brengen we door in de tuin. Af en toe krijgen we bezoek van de buurpoes en de twee tortelduiven die al jaren in onze tuin huizen. Kerkklokken in de verte en het rammelen van onze magen zijn het signaal dat we croissants en het stokbrood verruilen een warm maaltje.  Zalm in bladerdeeg wordt het vandaag. Koffie en thee hebben al een tijdje geleden plaats gemaakt voor koude cola en witte wijn.

Een lome zomerdag in Drenthe komt langzaam aan zijn eind.

Volgende week gaan we met vakantie, naar…

Frankrijk.

woensdag 11 mei 2011

Intercity naar Groningen

In de trein, maar eigenlijk in elk openbare ruimte, hoor je nog eens wat. Veel meer dan me lief is.
Vorige week was ik er getuige van dat telefonisch een relatie werd verbroken. Zonder enige gêne worden de pijnlijke relatieproblemen uitvoerig besproken. De nadruk ligt hierbij natuurlijk op de negatieve karaktereigenschappen van de vriendin aan de andere kant van de lijn. Haar bijna ex vriendje zit onderuit gezakt  met zijn voeten op de bank. Een petje hangt half over zijn oren. Net niet ver genoeg om de reacties van zijn medepassagiers te kunnen blijven volgen. Onduidelijk is of het ettertje meer geniet van het feit dat hij vriendin publiekelijk kleineert of van het uitdagen van zijn medepassagiers. Stoïcijns blijf ik naar buiten kijken. In de spiegeling van het raam zie ik hem zitten. Ik heb me erbij neergelegd dat zijn relaas niet valt te negeren, maar inwendig zit  ik me op te vreten. Ik wil helemaal niet te weten wat vriendinnetje wel of niet lekker doet.  De feminist in mij heeft het moeilijk. Natuurlijk heb ik allang partij getrokken voor het vriendinnetje en het liefst ruk het mobieltje uit zijn hand. Intussen hoop ik dat mijn telepathische aanmoedigingen haar sterk genoeg maakt om dit klootzakje  met genoegen te dumpen. Gelukkig zal ik er niet achter komen. Nadat mister Macho zijn gesprek heeft beëindigd, draait hij (zuchtend om zo veel dommigheid) een stevige joint. Kennelijk is hij van mening dat hij die heeft verdiend, de sukkel! Met plezier verlaat ik de trein.
Tijdens een andere reis krijg ik in detail de persoonlijke ervaringen te horen van iemand die achter mij zit. Hij had zelf baat gehad bij een psychoanalyse en adviseert het nu zijn gesprekspartner. Hij was van ver gekomen zegt hij , de voorbeelden spreken voor zich.  Mijn hemel moet ik dit echt allemaal aanhoren? Half achterom kijken met een geërgerde blik om hem op mijn aanwezigheid te attenderen, mocht niet baten. Lijpe Lowietje is alleen met zichzelf bezig. Toen ik eindelijk uit kon stappen was ik wel benieuwd welk gezicht bij al die ellende hoorde. Natuurlijk werden al mijn vooroordelen weer bevestigd. Hier zou Freud zijn handen vol aan gehad hebben.

Een luistervink tegen wil en dank!  Ik begrijp het niet. Waarom bespreek je, je privézorgen  in het bijzijn van Jan en alleman?
Echt gênant wordt het wanneer openlijk over derden wordt gesproken. Toen eens een goede vriend van mij over de tong ging, kon ik het niet laten mij in het gesprek te mengen. In de eerste plaats omdat ik niet wilde horen wat er gezegd werd en in de tweede plaats om de roddelaars niet verder in verlegenheid te brengen. Dat dit laatste hiermee juist gebeurde, constateerde ik met enig leedvermaak bij het zien van hun rode koontjes. Het misstond ze overigens niet. Blozende mannen zijn best aandoenlijk.

Maar het is niet altijd kommer en kwel. Soms valt er ook wat te lachen.   Zoals vandaag; in gedachten verzonken loop ik in de richting het perron  op het centraal station in Amersfoort. Naast mij hoor ik  een druk gekwebbel. Zo te zien moeder en dochter, beiden beladen met tassen. Kennelijk hebben de dames gewinkeld en zijn nu op weg naar huis. De jongste van de twee lijkt onzeker. Ze houdt de informatieborden, waarop vermeld staat dat de intercity naar Groningen vanaf Zwolle stopt op alle tussengelegen stations,  angstvallig in de gaten.

“Mam” vraagt ze, “ zou deze trein ook in Groningen stoppen?”

Gelukkig voor haar gaat er niets boven Groningen.

donderdag 14 april 2011

Mijn Troubadour


Ik was er pas zeker van dat ik het hart van mijn troubadour had veroverd

nadat hij naast zijn materiële bezittingen:

als spijkerbroeken,

t-shirts in alle kleuren van de regenboog,

twee paar schoenen,

iPad,

een jas voor minder warme èn koude dagen,

verzameling cd’s en boeken,

ook zijn gitaar ophing aan het daarvoor bestemde haakje aan mijn muur.

Einde aan de winter

'Sta toch vroeger op'
waarschuwen de vogels haar

De zon knikt lachend

Let´s talk

Let's Talk

Ik heb een snipperdag. Het voorjaarszonnetje kriebelt en ik wil de logeerkamer behangen. Energiek ga ik aan de slag. Eerst de kamer opruimen. Als een wervelwind ren ik door het huis. Spullen voor boven , schoenen en een vergeten bus talkpoeder zet ik op de trap. Dat neem ik straks mee. Snel stofzuigen. Ik begin boven en werk systematisch naar beneden. Met de huulbezem in mijn ene hand en rommel voor boven in de andere loop ik de trap op. Jammer dat ik niet alles in één keer kan meenemen.

''Gezellig hè Miro, dat ik thuis ben?" zeg ik tegen de hond.

Met een 'mens-zeur-niet-ga-stofzuigen-en-laat-mij-met-rust-blik' begraaft hij zijn kop in zijn kussen.
"Okay, jij je zin” roep ik halverwege de trap, terwijl ik achterwaarts, al stofzuigend de trap afloop.

Nog een trede lager stap ik ergens op. Met moeite weet ik mijn evenwicht te bewaren. Geschrokken grijp ik de trapleuning.

‘Tweehonderdvijftig gram talkpoeder’ staat er op de platgetrapte bus. Het hele huis is wit. Miro, onze hond die onder de trap lag te slapen, lijkt nog het meest op een mislukte zebra en wanneer ik mijzelf kritisch bekijk, is een gelijkenis met een zwartbonte koe zomaar gemaakt.
Op de trap, het episch centrum, is de schade het grootst. Het bruine leer van Gerbens schoenen is gemêleerd beige. De gaatjes bovenop zijn veranderd in witte stippen. Ook de kapstok biedt een dramatische aanblik. Alles moet naar de stomerij. Blootsvoets loop ik naar boven om een grote plastic zak te pakken. Gelukkig weet ik de weg in mijn eigen huis, ik vind het dan ook op de tast. Wanneer dat niet het geval was geweest, had ik kunnen vertrouwen op een spoor van witte voetafdrukken.

Met de stofzuiger ga ik de ergste rommel te lijf. Ongeveer tweederde weet ik weg te werken, de rest zit in hoekjes en spleten. De rotzooi is echt overal!

Een natte doek en een dweil helpen me het huis weer in de originele kleuren terug te brengen. Een riskant karweitje, de vloer is spekglad. Met wat acrobatische toeren slaag ik erin ook de vloer te fatsoeneren. De schoenen zijn lastiger. Er blijft wit poeder uit de gaatjes komen.
Nadat ook Miro weer op een hond lijkt en ik het koeienimago van me afgespoeld heb, plof ik doodmoe op de bank. Onderuit gezakt zit ik voor de televisie wanneer Gerben binnenkomt.

"Hè, hè lekker weekend" verzucht hij terwijl hij naar de kapstok loopt om zijn jas op te hangen. "Hé, waar heb je alle jassen gelaten? Heb je een fijne dag gehad? Lekker gerelaxt?”

Goh, ik zou elke week ook wel zo'n luie dag voor mezelf willen hebben"

Van het talkpoederincident zeg ik niets en de schoenen laat ik voor wat ze zijn. Mijn wraak zal zoet zijn!

Nog wekenlang hangen er bij elke stap kleine wolkjes om zijn voeten. Mensen kijken om en wanneer hun ogen ter hoogte van zijn, overigens goed gevormde billen, blijven hangen zie je ze denken:

"Schrale billen?"


Kleine mannetjes

Kleine mannetjes

Dagelijks reis ik met de trein. Op een enkele uitzondering na ben ik een tevreden reiziger. Met een beker koffie, een boek en als ik daar geen in zin heb een gratis krantje, vermaak ik mij best. Op de plaats van bestemming staat mijn blauwe vouwfietsje in de stalling op me te wachten. Maar vorige week had mijn ijzeren ros een lek bandje. Tja en daar sta je dan. Geen fietsenmaker in de buurt en gelukkig ook geen kraan en plakspullen. Een goed excuus dus om mijn fiets mee te nemen naar huis. Eens kijken of mijn fiets echt zo elastisch is als hij pretendeert te zijn. Niet dus! De moertjes zijn verroest.

Niet getreurd, ik neem hem dan wel in zijn geheel mee naar huis. Me bewust van het feit dat alleen een opgevouwen fiets gratis mee mag, koop ik een fietskaartje. Bij de trein aangekomen zoek ik het balkon speciaal voor fietsen, aangeduid met een blauwe fiets op de deuren. Gadegeslagen door twee conducteurs, een grote en een kleine, hijs ik met enige moeite mijn rijwiel in de trein. Op de plaatst waar ik mijn gehandicapte vervoermiddel dien te stallen, staat een kinderwagen zonder inhoud. Op de deur van de trein stond toch duidelijk een fiets afgebeeld en geen kinderwagen, maar ik doe niet flauw. Om overlast te voorkomen ga ik op één van de klapstoeltjes zitten en corrigeer elke onverwachte beweging van mijn Vélocipède.

Buiten klinkt het fluitsignaal en niet lang daarna stapt de conducteur in. Het is de kleinste van de twee. Mij met een uitdagende blik aankijkend vraagt hij in het algemeen: “van wie is die mooie vouwfiets?”

”Van mij conducteur” zeg ik heel braaf, terwijl ik eigenlijk denk dat hij op moet hoepelen want hij heeft me zien stuntelen tijdens het instappen, dus hij wist donders goed dat het de mijne was.

“Die fiets gaan we wel even opvouwen hè mevrouwtje?!” meteen loopt hij weg. Maar hij komt terug, daar ga ik vanuit. De toon was gezet: de man wil oorlog. Hij zal wel een rotdag hebben gehad en in mij een gewild slachtoffer denkt gevonden te hebben om op af te reageren. Nou kom maar op!

En inderdaad, net voordat we bij het eindpunt zijn, meldt hij zich. Behalve mijn fiets ziet hij niets. Met een blik op onweer zegt de kaartjescontroleur. “Ik heb toch gezegd dat die fiets opgevouwen moest worden!”

Aan mijn antwoord dat dit niet kan omdat de moertjes verroest zijn , heeft meneer geen boodschap. Toegegeven het klinkt ook een beetje onnozel, maar ja het is wel de waarheid. Een hele tirade wordt over me uitgestort. Dat de fiets iedereen in de weg zou staan, dat hij er niet langs kan, dat ik mijn probleem bij hem neerleg, dat hij mij eigenlijk zou moeten bekeuren omdat alleen een opgevouwen vouwfiets gratis mee mag.

Tussendoor zeg ik nog dat mij zijn toon helemaal niet aanstaat en dat ik bovendien in het bezit ben van een kaartje, maar het komt helemaal bij hem niet binnen. De man, nu helmaal rood aangelopen, gaat maar door.

Ik leun achterover en besluit hem uit te laten razen. Het eindpunt is bijna bereikt dus lang kan het niet meer duren. Rustig bestudeer ik het opgewonden standje. Het is een klein manneke. Dat verklaart veel. Veel kleine mannetjes hebben een enorme geldingsdrang. Nu ik hem wat beter bestudeer zie ik dat hij sproeten heeft. Hm, waarschijnlijk ooit rood haar gehad. Klein roodharig mannetje. Ah gossie! Veel gepest natuurlijk. Hij heeft veel te compenseren.

De plotselinge stilte schrikt me op. Hij is uitgeraasd, maar nog steeds boos.

“Ik ga u een bekeuring geven mevrouwtje. Ik ben helemaal klaar met reizigers die zich van God en gebod niets aantrekken.” en meteen pakt hij zijn bonnenboekje.

“Waar gaat u mij dan voor bekeuren conducteur?” vraag ik heel vriendelijk

“Dat is toch wel duidelijk. Moet u dat echt nog vragen?” briest de man, alweer boos wordend. “Voor het feit dat u geen kaartje heeft voor die fiets die u niet op wilt vouwen natuurlijk”

Niet zonder leedvermaak diende ik hem van repliek “Aannames conducteurtje! Ik heb een kaartje, dat zei ik net ook al. Wil u het even zien?”

In zijn haast op weg te komen, struikelt het getergde mannetje……..

…..over zijn eigen ego.