donderdag 7 december 2017

Het Kerststuk

‘Nee, dat meen je niet, heet hij echt zo?’ Hij kan zijn lach nauwelijks onderdrukken, ‘En jij vindt het slim om hem tijdens het kerstdiner aan de familie voor te stellen?’
‘Niet zo flauw, broertje. Niet alle jongetjes kunnen Roderick heten. En ja, waarom niet? Iedereen is er immers. Dan hebben we het maar gehad hè?’ antwoordt zijn zusje terwijl ze zich opmaakt.
‘Ik moet toegeven, je hebt wel lef,’ roept hij terwijl hij de trap afrent.
Beneden aangekomen barst hij los. ‘Cato gaat haar Ierse vriendje straks ons voorstellen. Tijdens het kerstdiner nota bene.’ Hij rolt met zijn ogen. 
‘Hè Ro, laat toch, ze is verliefd,’ roept zijn moeder vanuit de keuken waar ze met een uitbeenmes het vlees van de reerug lossnijdt van het bot. Ze bekijkt het stuk vlees en constateert dat ze wel een extra mond kan voeden.

Twee uur later parkeert hij zijn Mini Countryman voor de Tesla van Cato’s vader. De toegangsweg naar de ondergrondse garage loopt schuin naar beneden. De handrem niet vergeten, denkt hij. Tegelijk grijpt hij naar zijn zelfgemaakte kerststuk dat dreigt om te vallen. Hij heeft er veel tijd aan besteed. Een ovale schaal met sparrentakjes. In het midden Skimmia Japonica Rubella en alles geschikt op gelijke hoogte. Afgestijld met zilverkleurige etalagespelden en mondgeblazen glazen kerstballen. Het resultaat is een strak en modern kerststuk. Tevreden bekijkt hij nog eens het resultaat. Zenuwachtig voor de ontmoeting met de familie van Cato stapt hij met het kerststuk op zijn hand uit de auto. Hij gooit het portier dicht en haast zich naar de deur. Via de keuken, heeft Cato hem op het hart gedrukt. Hij had geprotesteerd, maar Cato was onverbiddelijk. ‘Privé, altijd via de keukendeur, alleen klanten bellen aan,’ had ze gezegd.
Klokslag vier. Cato zou hem opwachten, maar het is haar moeder die open doet. De braadslee met de reerug waar ze net cognac en bessengelei aan heeft toegevoegd zet ze op het aanrecht. Nerveus drukt hij haar het kerststuk toe. In een reflex neemt ze het aan, maar laat het net zo snel weer uit haar handen vallen. Het stuk valt uiteen. Giftige besjes van de Skimmia en microscopisch kleine stukjes van de mond geblazen glazen kerstballen verdwijnen in de bessengelei. 
‘Oh nee’, gilt Cato. ‘Ze is allergisch voor spar.’ Roderick en zijn vader komen op het lawaai af. Het gezicht van Cato’s moeder is inmiddels rood en opgezwollen. Op haar handen vormen zich kleine witte blaasjes. In de keukendeur staan Cato’s grootouders die net zijn gearriveerd. 
‘Wat is hier gebeurd?’ vraagt de oude man. 
‘Cato gaat haar vriendje aan ons voorstellen,’ zegt Roderick grijzend.
‘Ik hoop maar dat jullie het net zo goed met elkaar kunnen vind als jullie auto’s, grapt oma. ‘Die hebben elkaar al gekust. Die mini, die is toch van jou jongeman?’ vraagt ze.
‘Oh nee, de handrem!’ Hij hapt naar adem.
‘Hoe was je naam ook alweer, had je dat al gezegd?’ vraagt Cato’s vader.
‘Murphy meneer, mijn naam is Murphy.’








donderdag 13 juli 2017

Bevestiging nodig?


Gekmakend is het, dat eeuwige gepiep van mijn jongste. Hij maakt me gek. Het is zo’n onzeker type. In alles wat hij doet, moet hij bevestigd worden. Ja, ja, ik weet het, ik houd het gedrag ook in stand natuurlijk. Iedere keer wanneer ik mijn hoofd om de deur steek om te kijken of het goed gaat daar binnen, is het weer raak. Ik heb de deur nog niet weer dicht gedaan en het gejengel begint weer. Ik had het er laatst met een paar vrouwen over, jonge moeders waren het. ‘Het gaat wel over als hij wat ouder is’ wisten ze mij te vertellen. Nou ik weet het niet hoor, ik geloof er niets van. Volgens mij zit het in het type en dat verandert echt naar mate hij ouder wordt. Sterker nog ik denk dat hij behalve piepen dan ook nog gaat zuchten en steunen. Op mijn werk hebben we ook zo type. Nou ja, niet echt op mijn werk. Hij werkt in het bedrijfsrestaurant. Tjonge, die is nog erger dan die van mij. Wat een jengelkont, hij blijft maar doorgaan. Echt, maar wat een tuff ladies werken daar zeg. Ze trekken zich er niets van aan, ze laten hem gewoon piepen. Soms wel tien minuten lang en geloof me, tien minuten gejengel aanhoren is lang. Veel van mijn collega’s ergeren zich er dan ook aan, maar ik niet. Ik kan ik het aardig van mij afzetten. Niet mijn verantwoordelijkheid immers, maar thuis? Verschrikkelijk, het liefst zou ik die van mij inruilen. Mijn hemel, wat waren ze in shock, die vrouwen, toen ik ze dat vertelde. Tja, dat hoor je ook niet te zeggen he? Die van jou is immers de beste, de mooiste, de slimste. Nou die van mij niet hoor. Wat een piepertje is het zeg. En als hij het nou echt niet kon, dan kon je er nog aan werken, maar hij kan het best hoor. Sterker nog, hij kan van alles en als je maar hem de juiste opdracht geeft, doet hij zelfs dingen tegelijk. Jammer, dat hij er zelf niet meer van overtuigd is. Af en toe weet hij het ook niet, dan kookt hij van woede. Die vrouwen hebben natuurlijk gelijk, ik doe het ook helemaal niet goed. Ik weet het wel. Zelfs nu hij toch al wat ouder is, kijk ik nog regelmatig om de deur. Je weet het immers niet, er kan altijd wat gebeuren. Het zit er ook zo in gebakken. Als ik dat bedenk, raak ik milder gestemd en gelukkig ontdooit hij dan ook weer.

Welk type het is? Het is mijn nieuwe Siemens combi-magnetron, type: HT5HBB4K

maandag 16 januari 2017

Dagje Amsterdam


‘Kom we gaan’ zegt mijn vriendin. Ik knik, drink mijn cappuccino op en pak mijn tas. Hoogste tijd! Met zijn tweeën doen we een dagje Amsterdam, altijd gezellig. We laten het terras voor wat het is en lopen naar de auto van mijn vriendin ‘Stap in, dan rijd ik even langs de parkeerplaats waar jij je auto hebt neergezet.’
‘Ben je mal’ zeg ik ‘ik loop dat stukje je wel.’
‘Zeker weten?’
‘Ja, ik weet het zeker, rij nu maar.’ Als ze wegrijdt zwaai ik haar na. 

Met mijn Dopper in de hand -je weet wel, zo’n verantwoord waterflesje- loop ik naar de gracht. Spelend met het flesje hang ik over de reling. Stomme gewoonte, maar dat doe ik nu eenmaal Totdat ik het ding in het water laat vallen. Alleen de dop heb ik nog in mijn hand. Shit! stom zeg. Dan zie ik een man die met een lange stok waaraan een netje is bevestigd aan het hengelen naar rotzooi in de gracht. ‘Kun je die fles er voor mij uit vissen?’ vraag ik hem.
‘Welke mot je hebben?’
‘Die groene,’ zeg ik hem wijzend naar het flesje.
Met moeite – hij was er bijna zelf ingevallen- vist hij mijn Dopper uit de gracht. Ik pak het ding van hem aan en trek een vies gezicht. Ik vraag me af of ik ‘m ooit weer schoon kan krijgen. Ik haal mijn schouders op en gooi het ding in de prullenbak.
‘Eeei wijffie, wat doe je nou? Waarom most ik dat kolereding dan opheise?’
‘Hij was er in gevallen, sorry. Maar toch bedankt!’ Ik loop verder, het gemopper van de man negeer ik. Ja sorry, ik heb er nou eenmaal een hekel aan om spullen te laten slingeren. En ik heb er helemaal een hekel aan wanneer die rommel in de gracht gedumpt wordt. 

Ik loop verder… maar waarheen eigenlijk? Waar heb ik in vredesnaam mijn auto neergezet. Ik weet het echt niet. Hoe ik ook pieker, ik kan er niet opkomen. Dan opeens begint mijn horloge te flikkeren. Een kitschding wat ik waarschijnlijk ooit eens heb gekregen. Ja, ik moet het wel gekregen hebben, want het koperen ding met de barokke krullen is zo lelijk dat ik het nooit zelf gekocht zou hebben. Eerlijk gezegd verbaast het me dat ik hem om heb gedaan. Maar goed, nu komt het afzichtelijke ding goed uit. Er zit GPS en internet op namelijk. Bovendien waarschuwt hij me voor naderend onheil. Ik kijk op het display. ‘overschrijding parkeertijd: 0H:45’ en met gele letters die steeds oplichten: bijladen, bijladen, bijladen!’ Dit moet het horloge van mister BigBrother himself zijn, denk ik. Hoe weet dit klokje dat mijn parkeertijd is verstreken. Ik kan me niet herinneren dat ik iets heb ingevoerd bij de parkeerautomaat. Ik kijk nog eens op het display en zie nu ook een plattegrondje verschijnen. Klein, maar het is te lezen. Tjonge dat is toch wel geweldig. Nadat ik het schermpje iets heb vergroot zie ik dat de pijl wijst naar de Haarlemmer Houttuinen. Omdat ik nog niet helemaal vertrouw op het digitale frutsel om mijn pols, besluit ik het een mevrouw vragen die me tegemoet komt lopen. ‘Oh ja, de Haarlemmer Houttuinen, natuurlijk ken ik die’ en ze wijst me hoe ik moet lopen. Eerste weg links, na honderd meter rechts, dan de tweede zijstraat nadat u voorbij de muziekschool op de hoek….ze vertelt langs haar neus weg dat ze op die muziekschool jaren les heeft gegeven. ‘Maar dat vindt u natuurlijk helemaal niet interessant, ik draaf ook maar een beetje door,’ zegt de vrouw. En ze heeft helemaal gelijk, het feit dat zij muziekjuf is, boeit mij inderdaad niet. Maar dat zeg ik natuurlijk niet. Ik bedank haar vriendelijk en loop in de richting die zij mij gewezen heeft. De eerste weg links en dan na honderd meter rechts, dat weet ik nog, Daarna ben ik in de brei van woorden haar aanwijzing kwijtgeraakt. Ik besluit de aanwijzingen op mijn slimme horloge te volgen en weer kijk ik op mijn display. ‘overschrijding parkeertijd: 1H:35, bijladen, bijladen, bijladen,’ gevolgd door reclame van Holland Casino. Toch een gratis gadget geweest waarschijnlijk. Gelukkig verschijnt  het plattegrondje weer. Vol vertrouwen loop ik in de richting van de pijl. Meer dan een anderhalf uur is mijn parkeertijd al verstreken. Dat zou zomaar in de papieren kunnen lopen. Ik hoop dat de parkeerwachten van Amsterdam een beetje mild voor me zijn.  
Na nog een halfuur lopen flikkert mijn horloge opnieuw op ‘bestemming bereikt.’ Ik kijk om me heen en zie nergens een parkeerplaats, laat staan mijn auto. Wel sta ik voor het gebouw van Holland Casino.


Ik kijk opzij en zie de groene cijfers op de display van mijn wekker, ik draai me om.
‘Wakker?, vraagt mijn man. ‘Wat was je toch aan het woelen?’
‘Ik was in Amsterdam en wist niet waar ik de auto had geparkeerd.’
‘Waarom heb je mij dan niet gevraagd?’
‘Je zou het ook niet geweten hebben, waar staat hij dan?’
‘Het is toch jouw droom’
‘Zie je wel, ik zei het toch. Jij weet het ook niet.’