vrijdag 28 juni 2019

En opeens bloeit het Fluitenkruid




Gedachteloos loop ik het gebruikelijke ochtendrondje met Guus. Het is kwart voor zes. Op de krantenjongen na kom ik niemand tegen. Snel gaat onze wandeling niet, Guus vindt overal plekjes om aan te ruiken, een loops teefje waarschijnlijk. Ook nu staat hij weer met zijn neus aan de grond. Licht geƫrgerd wacht ik tot hij is uit gesnuffeld. En dan ineens valt mijn oog erop, pal voor mijn neus.
Het Fluitenkruid bloeit. Stokstijf sta ik daar, mijn benen voelen zwaar. Het is alsof ik net ben neergedaald uit een andere dimensie. Hoe kan het me ontgaan zijn? Waar ben ik al die tijd geweest?
Mijn gedachten terug naar die dag op verpleegafdeling B5 waar mijn man zijn laatste dagen doorbrengt. Terwijl ik naar buiten kijk, luister ik naar zijn ademhaling, zwaar en rochelend. De sneeuw is aan het verdwijnen. Een eerste ooievaar is neergestreken en op de bomen zie ik de groene gloed van het voorjaar.
Ik houd van alle seizoenen, maar van de lente het meest. Het jonge groen, het nieuwe leven, ze stemmen mij hoopvol. Alsof de natuur je nieuwe kansen biedt. Bij het zien van de eerste tekenen van het veranderende jaargetijde kijk ik het frisgroene blad bijna uit hun knoppen en maakt mijn hart een sprongetje wanneer ik de eerste zwaluwen zie. Verheugd zie ik het loof van het Fluitenkruid uitgroeien tot een volwassen plant. Nog even en dan zullen de wilde witte bloemen bermen en sloten sieren. Als dansend Brussels kant. Het begin van een nieuw seizoen.
En nu staat ze daar opeens, brutaal pronkend met de sierlijke witte bloemen, het Fluitenkruid. Het is windstil, er wordt niet gedanst. Ik kijk om me heen. In de verte scheren een paar zwaluwen over het water. Het is lente. Vanaf dit jaar zal het anders zijn.
De gloed van het voorjaar heeft iets van zijn glans verloren.                     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten