26 april
Pioenrozen staan op de vaas, het groene blad aan de oude
beukenboom in het schijnsel van de ondergaande zon verblindt me bijna en ik heb
zelfs al zwaluwen geteld. Naast het landweggetje waar ik loop drijft het
kikkerdril in de sloot, de knoppen van het Fluitenkruid staan op uitbarsten,
zwanger van nieuwe bloemen. Wat een heerlijke tijd is dit toch. Elk jaar weer geniet
ik ervan, nieuw leven, nieuwe kansen. Een
mooie tijd ligt in het verschiet. Morgen is het Koningsdag, de tweede alweer. Het zou
ook de verjaardag van mijn oom geweest zijn wanneer hij nog geleefd had. Een oom die mij dierbaar was. Hij had het altijd moeilijk in deze tijd. Want dat is het ook, een
moeilijke tijd. Een verwarrende tijd. Vier en vijf mei nadert en daarmee de
herinneringen. Herinneringen aan de gruwelijkheden, aan de dood. Herinneringen
aan een oorlog, onze oorlog. Zijn oorlog, op een avond toen we samen een paar
wijntjes gedronken hadden -hij wat meer dan ik- stond mijn oom het zichzelf toe
om een fractie van zijn gruwelijke herinneringen met mij te delen en hij gaf mij
een boek van Ludo van Eck, ‘De Getekenden’ over de Tweede Wereldoorlog. Op de eerste
pagina schreef mijn oom de volgende tekst. Hij ondertekende met zijn schuilnaam.
‘Nooit vergeten, wel vergeven, nooit vergeven, wel vergeten’
Philip
Nooit vergeten! Zeventig jaar vrijheid vieren we dit jaar. De
roep om nooit te vergeten is ijler geworden, maar ook dwingender. De generatie
die de oorlog aan de lijve heeft ondervonden sterft uit. Nu is het aan ons, de
volgende generatie om de boodschap en daarmee de waarschuwing van onze ouders
door te geven.
In de jaren na de oorlog is er hard gewerkt om weer een bestaan
op te bouwen. We zijn nu één van de rijkste landen ter wereld. Werk was er in
overvloed, zo veel zelfs dat er een tekort ontstond aan arbeiders voor zwaar en
ongeschoold werk. We lieten mensen uit landen
in zuid Europa, Azië en Afrika komen. Gastarbeiders noemden we ze. De economie
draaide als een tierelier, het kon niet op.
Nu zeventig jaar later krabbelen we op uit een crisis waarin we
ontdekten dat de bomen niet tot in de hemel groeien. Er zijn grenzen aan wat
kan. Toch is ons land en dat van onze buurlanden nog steeds een plek waar
mensen naartoe willen, een veilige plek! Terwijl onze regering aan het ruziën is over ons 'Bed-, bad-en broodbeleid', komen mensen op de vlucht
voor wreedheden in hun eigen land in gammele bootjes naar het Europese vaste
land. Honderden lijken van vluchtelingen
uit Libië en Syrië worden uit zee gevist en zijn er landgenoten die daarbij staan
te juichen. Doodgewone mensen zoals jij en ik, ten prooi gevallen aan anarchie
en mensenhandelaren. ‘Gelukzoekers’ worden ze genoemd. Nooit geweten dat zoeken
naar geluk een doodzonde is. Te veel kleinkinderen van onze gastarbeiders van
destijds staan in ons land perspectief –en werkloos aan de kant. Opgegroeid in
een spagaat tussen twee culturen. Werkgevers lijken al jaren allergisch te zijn
voor medewerkers met een niet Nederlandse achternaam. Een andere cultuur is
ineens een belemmering geworden. Verbaasd en gechoqueerd zijn we dan wanneer
die jongeren radicaliseren. Zeventig jaar vrijheid! Zou vrijheid niet
universeel moeten zijn?
Misschien is het zo dat ik zaken uit hun context trek en op één
hoop gooi, maar dat is wat er door mijn gedachten gaat , wandelend langs de
sloot.
Een mooie tijd, een verwarrende tijd!
Morgen bloeit het
Fluitenkruid.