Auschwitz en Auschwitz-Birkenau, ik ben er geweest. Ik heb er
gestaan. Tussen de barakken. Met dezelfde grond onder mijn voeten, hetzelfde
uitzicht, dezelfde plek. De plek waar veel mensen de dood hebben gevonden. De
plek waar mensen hun laatste angstige uren beleefd hebben. Ik was er om te
begrijpen. Me enigszins een voorstelling te kunnen maken van wat er gebeurd is.
Ik heb de stapel brillen gezien, de berg schoenen, het afgeschoren vrouwenhaar,
de opeengestapelde koffers. De zogenaamde douches, het crematorium. Ik ben
onder de poort met de leugen 'Arbeit macht frei' doorgelopen. Ik heb de foto’s
gezien van de uitgemergelde gezichten, van vrouwen in de barakken op houten
bedden. Bedden die ik letterlijk aan kon raken. Wat ik niet deed, uit eerbied. Eerbied
voor de slachtoffers.
Ik heb de hekken gezien, het prikkeldraad, de wachtposten, de huizen van de Kampfpolizei. De deurkruk die ik letterlijk kon aanraken. Wat ik niet deed, uit afschuw. Afschuw voor hen.
Ik was daar om te begrijpen, te voelen, te zien wat er gebeurd is. Samen met anderen, veel anderen. Dat samen schept een band, samen waren we onthutst en samen voelden we ons klein. Hoe meer ik zag, hoe minder ik begreep. Stilte nam het van ons over. In mijn hoofd duizelde het van de vragen. Waarom? Hoe? Hoe kunnen mensen elkaar dit aandoen? Hoe heeft het kunnen gebeuren? Zo lang en zo veel mensen systematisch uitgemoord. Het kan toch niet waar zijn dat men het niet wist. Als ik inzoom op de individuele kampbewaarder. Hij zag wat er voor zijn ogen gebeurde. De NSB-er, de verrader, de Nederlandse politieman die Levi en Benjamin hielp opsporen. Iemand moet zich het toch afgevraagd hebben? Beseft hebben dat het niet deugt. Dat je geen mensen afvoert om wie ze zijn. Hoe kan het, welk mechanisme maakt dat je de andere kant op kijkt?
Wat zou ik gedaan hebben? Een vraag die zich aan mij opdringt.
Ik heb de hekken gezien, het prikkeldraad, de wachtposten, de huizen van de Kampfpolizei. De deurkruk die ik letterlijk kon aanraken. Wat ik niet deed, uit afschuw. Afschuw voor hen.
Ik was daar om te begrijpen, te voelen, te zien wat er gebeurd is. Samen met anderen, veel anderen. Dat samen schept een band, samen waren we onthutst en samen voelden we ons klein. Hoe meer ik zag, hoe minder ik begreep. Stilte nam het van ons over. In mijn hoofd duizelde het van de vragen. Waarom? Hoe? Hoe kunnen mensen elkaar dit aandoen? Hoe heeft het kunnen gebeuren? Zo lang en zo veel mensen systematisch uitgemoord. Het kan toch niet waar zijn dat men het niet wist. Als ik inzoom op de individuele kampbewaarder. Hij zag wat er voor zijn ogen gebeurde. De NSB-er, de verrader, de Nederlandse politieman die Levi en Benjamin hielp opsporen. Iemand moet zich het toch afgevraagd hebben? Beseft hebben dat het niet deugt. Dat je geen mensen afvoert om wie ze zijn. Hoe kan het, welk mechanisme maakt dat je de andere kant op kijkt?
Wat zou ik gedaan hebben? Een vraag die zich aan mij opdringt.
Een angstige gedachte
In herinnering ga ik terug naar een theatervoorstelling van Leen Jongewaard
en Robert Long. Lang geleden en fel omstreden. De bedoeling was dat het publiek
met rood-wit-blauwe vlaggetjes zou zwaaien wanneer de heren cabaretiers ons
uitdaagden. We hielden immers van ons Vaderland. Maar de uitdagingen werden
steeds dubieuzer en nationalistischer. Absoluut geen reden op enthousiast mee
te vlaggen. Dat deed dus ook niemand, heel keurig. Totdat beide heren de
weigeraars naar voren haalden op het podium. Ik voelde me ongemakkelijk. Om de
druk te vergroten begaven ze de cabaretiers zich in het publiek. Ze kwamen nu
wel erg dichtbij. Er werd meer en meer gevlagd. Ik zat redelijk
achteraan, maar ook toen vroeg ik me af wat ik zou doen. Aan het eind van
de voorstelling werd de vergelijking met de oorlog getrokken. Is het dat?
De angst om je te onderscheiden? Meelopen met de massa?
Een angstige gedachte
Bovenstaande schreef ik jaren geleden naar aanleiding van een bezoek aan het concentratiekamp. Afgelopen week zag ik de herdenking van 75
jaar Auschwitz. De toespraak van een van de overlevenden, Marian Turski, trof
mij diep. Hij waarschuwde voor onverschilligheid en spoorde politiek leiders
aan oog en zorg te hebben voor minderheden.
‘Auschwitz kwam niet opeens uit de lucht vallen’ stelde
hij. ‘Auschwitz kroop en liep op zijn tenen, nam kleine stapjes en kwam steeds
dichterbij tot dit gebeurde.’ Heel systematisch.
Een uitspraak die bevestiging vindt in de bevindingen van Hannah
Arendt, politiek filosoof. Zij heeft onderzoek gedaan naar totalitaire
samenlevingen. Als journaliste deed zij verslag van het Eichmann-proces.
Hannah Arendt stelde dat Eichman, de verantwoordelijke man voor het transport
van Joden naar de concentratiekampen, een bureaucraat was die zijn taken zonder
nadenken uitvoerde.
"Het is een treurige waarheid dat het meeste kwaad wordt
gedaan door mensen die niet kiezen tussen goed of kwaad." (citaat Hannah
Arendt)
Over het totalitarisme zegt Hannah Arendt dat het een politiek
systeem is dat vrijwel altijd gebaseerd is op het absolute geloof aan één enkel
idee of één enkel volk, en daarom meestal een zondebok-theorie kent. In haar
tijd was het
het antisemitisme. Binnen een dergelijk systeem is er geen plaats meer voor open debat of afwijkende interpretaties en meningen, omdat alles onderworpen is aan dat ene idee.
het antisemitisme. Binnen een dergelijk systeem is er geen plaats meer voor open debat of afwijkende interpretaties en meningen, omdat alles onderworpen is aan dat ene idee.
Marian Turski heeft gelijk met zijn waarschuwing waakzaam te
zijn voor onverschilligheid, oog en oor te hebben voor minderheden. En hij
heeft alle recht van spreken. Ook nu schuilt het gevaar. En het gevaar zit in
onszelf. De werkgever die Mohamed en Achmed keer op keer uitsluit van een baan,
politici die stemmen winnen door een complete bevolkingsgroep te stigmatiseren
en niet te vergeten onze eigen rol door diezelfde politici te belonen tijdens
de verkiezingen.
Auschwitz kwam ook niet uit de lucht vallen, een angstige
gedachte.