‘Kom we gaan’ zegt mijn vriendin. Ik knik, drink mijn cappuccino
op en pak mijn tas. Hoogste tijd! Met zijn tweeën doen we een dagje Amsterdam, altijd
gezellig. We laten het terras voor wat het is en lopen naar de auto van mijn
vriendin ‘Stap in, dan rijd ik even langs de parkeerplaats waar jij je auto hebt
neergezet.’
‘Ben je mal’ zeg ik ‘ik loop dat stukje je wel.’
‘Zeker weten?’
‘Ja, ik weet het zeker, rij nu maar.’ Als ze wegrijdt zwaai ik haar na.
‘Ben je mal’ zeg ik ‘ik loop dat stukje je wel.’
‘Zeker weten?’
‘Ja, ik weet het zeker, rij nu maar.’ Als ze wegrijdt zwaai ik haar na.
Met
mijn Dopper in de hand -je weet wel, zo’n verantwoord waterflesje- loop ik naar
de gracht. Spelend met het flesje hang ik over de reling. Stomme gewoonte, maar
dat doe ik nu eenmaal Totdat ik het ding in het water laat vallen. Alleen de
dop heb ik nog in mijn hand. Shit! stom zeg. Dan zie ik een man die met een
lange stok waaraan een netje is bevestigd aan het hengelen naar rotzooi in de
gracht. ‘Kun je die fles er voor mij uit vissen?’ vraag ik hem.
‘Welke mot je hebben?’
‘Die groene,’ zeg ik hem wijzend naar het flesje.
Met moeite – hij was er bijna zelf ingevallen- vist hij mijn Dopper uit de gracht. Ik pak het ding van hem aan en trek een vies gezicht. Ik vraag me af of ik ‘m ooit weer schoon kan krijgen. Ik haal mijn schouders op en gooi het ding in de prullenbak.
‘Eeei wijffie, wat doe je nou? Waarom most ik dat kolereding dan opheise?’
‘Hij was er in gevallen, sorry. Maar toch bedankt!’ Ik loop verder, het gemopper van de man negeer ik. Ja sorry, ik heb er nou eenmaal een hekel aan om spullen te laten slingeren. En ik heb er helemaal een hekel aan wanneer die rommel in de gracht gedumpt wordt.
‘Welke mot je hebben?’
‘Die groene,’ zeg ik hem wijzend naar het flesje.
Met moeite – hij was er bijna zelf ingevallen- vist hij mijn Dopper uit de gracht. Ik pak het ding van hem aan en trek een vies gezicht. Ik vraag me af of ik ‘m ooit weer schoon kan krijgen. Ik haal mijn schouders op en gooi het ding in de prullenbak.
‘Eeei wijffie, wat doe je nou? Waarom most ik dat kolereding dan opheise?’
‘Hij was er in gevallen, sorry. Maar toch bedankt!’ Ik loop verder, het gemopper van de man negeer ik. Ja sorry, ik heb er nou eenmaal een hekel aan om spullen te laten slingeren. En ik heb er helemaal een hekel aan wanneer die rommel in de gracht gedumpt wordt.
Ik loop verder… maar waarheen eigenlijk? Waar
heb ik in vredesnaam mijn auto neergezet. Ik weet het echt niet. Hoe ik ook
pieker, ik kan er niet opkomen. Dan opeens begint mijn horloge te flikkeren.
Een kitschding wat ik waarschijnlijk ooit eens heb gekregen. Ja, ik moet het
wel gekregen hebben, want het koperen ding met de barokke krullen is zo lelijk
dat ik het nooit zelf gekocht zou hebben. Eerlijk gezegd verbaast het me dat ik
hem om heb gedaan. Maar goed, nu komt het afzichtelijke ding goed uit. Er zit
GPS en internet op namelijk. Bovendien waarschuwt hij me voor naderend onheil.
Ik kijk op het display. ‘overschrijding parkeertijd: 0H:45’ en met gele letters
die steeds oplichten: bijladen, bijladen, bijladen!’ Dit moet het horloge van
mister BigBrother himself zijn, denk ik. Hoe weet dit klokje dat mijn parkeertijd
is verstreken. Ik kan me niet herinneren dat ik iets heb ingevoerd bij de
parkeerautomaat. Ik kijk nog eens op het display en zie nu ook een
plattegrondje verschijnen. Klein, maar het is te lezen. Tjonge dat is toch wel
geweldig. Nadat ik het schermpje iets heb vergroot zie ik dat de pijl wijst
naar de Haarlemmer Houttuinen. Omdat ik nog niet helemaal vertrouw op het digitale
frutsel om mijn pols, besluit ik het een mevrouw vragen die me tegemoet komt
lopen. ‘Oh ja, de Haarlemmer Houttuinen, natuurlijk ken ik die’ en ze wijst me
hoe ik moet lopen. Eerste weg links, na honderd meter rechts, dan de tweede
zijstraat nadat u voorbij de muziekschool op de hoek….ze vertelt langs haar
neus weg dat ze op die muziekschool jaren les heeft gegeven. ‘Maar dat vindt u
natuurlijk helemaal niet interessant, ik draaf ook maar een beetje door,’ zegt de
vrouw. En ze heeft helemaal gelijk, het feit dat zij muziekjuf is, boeit mij
inderdaad niet. Maar dat zeg ik natuurlijk niet. Ik bedank haar vriendelijk en
loop in de richting die zij mij gewezen heeft. De eerste weg links en dan na
honderd meter rechts, dat weet ik nog, Daarna ben ik in de brei van woorden haar
aanwijzing kwijtgeraakt. Ik besluit de aanwijzingen op mijn slimme horloge te
volgen en weer kijk ik op mijn display. ‘overschrijding parkeertijd: 1H:35,
bijladen, bijladen, bijladen,’ gevolgd door reclame van Holland Casino. Toch
een gratis gadget geweest waarschijnlijk. Gelukkig verschijnt het plattegrondje weer. Vol vertrouwen loop ik
in de richting van de pijl. Meer dan een anderhalf uur is mijn parkeertijd al verstreken.
Dat zou zomaar in de papieren kunnen lopen. Ik hoop dat de parkeerwachten van Amsterdam
een beetje mild voor me zijn.
Na nog een
halfuur lopen flikkert mijn horloge opnieuw op ‘bestemming bereikt.’ Ik kijk om
me heen en zie nergens een parkeerplaats, laat staan mijn auto. Wel sta ik voor
het gebouw van Holland Casino.
Ik kijk opzij en zie de groene cijfers op de display van mijn wekker, ik
draai me om.
‘Wakker?, vraagt mijn man. ‘Wat was je toch aan het woelen?’
‘Ik was in Amsterdam en wist niet waar ik de auto had geparkeerd.’
‘Waarom heb je mij dan niet gevraagd?’
‘Je zou het ook niet geweten hebben, waar staat hij dan?’
‘Het is toch jouw droom’
‘Zie je wel, ik zei het toch. Jij weet het ook niet.’
‘Wakker?, vraagt mijn man. ‘Wat was je toch aan het woelen?’
‘Ik was in Amsterdam en wist niet waar ik de auto had geparkeerd.’
‘Waarom heb je mij dan niet gevraagd?’
‘Je zou het ook niet geweten hebben, waar staat hij dan?’
‘Het is toch jouw droom’
‘Zie je wel, ik zei het toch. Jij weet het ook niet.’