Het is 10 december, nog even en we zitten weer aan de Kerstdis. Al
geruime tijd weersta ik de verleidingen in de supermarkt, pepernoten,
banketstaven, chocoladeletters. Al die
andere dingen die, behalve gedichten en cadeaus, de sinterklaasavond tot een
heerlijk avondje maken, heb ik kunnen weerstaan. Nu nog de Kerstverleidingen.
Ik ben aan het lijnen. Nee, nee, niet afhaken nu. Dit blog gaat niet over de
ellende van het lijnen. Ik ben een jojo. Iedereen die mij een beetje kent, weet
dat een dergelijke periode eens in de zoveel tijd voorbij komt. Meestal met een
tussenperiode van 15 kilo. Nu is het weer zover, niets bijzonders dus. Ik zie
wel hoe ver ik kom, zo makkelijk is het. Neemt niet weg dat shoppen in deze
tijd van het jaar best lastig is. En natuurlijk baal ik enorm dat de Macarons – de belichaming van een subliem,
zacht, mals en elegant Frans genot- waar ik bijna het hele jaar smachtend en zonder
resultaat naar op zoek ben, me nu met
hun uitnodigende kleuren lijken te smeken hen te bevrijden uit de gekoelde ruimte
waarin ze in rijen zijn opgesteld. Even
kijk ik naar ze. Die kleuren! Het lichtbruin van de amandel, iets donkerder vanwege
de pure chocolade waarvan slechts een klein stukje al genoeg is om mijn lijf
endorfine aan te laten maken en mij in een gelukzalige toestand te laten
verkeren. De oranje en gele exemplaren die mij door het citroen -en sinaasappelsap
weer terug op aarde brengen, het pistachegroen en het heerlijk zoet door de aardbeien
en frambozen. Maar, mijn knop is om. Ik kan ze weerstaan. Over de worsten, de
bladerdeeghapjes, de antipasti en de kaasjes, wil ik het niet eens hebben. Hoewel de
truffelkaas wel erg de moeite waard is. Ik bedoel als je niet aan het lijnen
bent, zou ik er voor gaan. Maar nu is er geen haar op mijn hoofd die eraan
denkt het zielig in vacuüm verpakte stukje kaas voorzien met het zwarte goud
der aarde in mijn winkelwagentje te leggen. Ik voel me sterk en zo loop ik met mijn bijna lege winkelmand
op wielen naar de kassa, waar een beetje schuchtere man bezig is zijn waren op
de band te leggen. Opnieuw zie ik al het lekkers waar ik mij voor had
afgesloten aan mijn oog voorbij trekken, als laatste een doosje met macarons. Ik
bekijk de man en constateer dat hij het kan hebben. De caissière ziet het ook.
Ze schuift met een omstandig gebaar een haarlok net zo willig als zijzelf naar
achteren. Ze kijkt hem aan en zegt met een stem waar emotie in doorklinkt ‘Duw uw karretje maar tegen mijn deurtje.’